p f i Kf ipemsnsj a3 n a t. Ï!W.M
DE DKAAIHALS.
YMXf®RÖriIA.
-uj©raaThalzeïir%elJhpn, v\<it>'huitno t \oi,men betreft, \vee) overéénkomst met de
KnYkopkehten igi^ninnerjpj hnis\yj /e danreütegen.nadprjbtr.zij meer 'dé Spechten.
v h -niiiihnin hi inliil i 11 ij 11 ui n u : de gc’iVoonte'ilezer^ogpls, om gedurig
d$n< k ^m e e n , en^^jli'L b tw tm k n , hum m k | p ^hten;>niet beter tot draaijen
^Bchikt.^dan »dië^van -hridérn /Klim-m feZan^oüel.s.. ij
r’Hij'Attun klimmen -langs diÈpl,héDEfeamifien ’bé’sjggen zijj '»zich^nijet schielijk
en >-iie|ejmat-rgV.'trj^n'. dioden, naaIK,Ivëïid^^WMkrui^h,l|)iée^'%dfetings langs, dan
(tj>gprPdpii ‘-tam ap.'zij kliinin'pri^ook^ nietnnel nukkeri4ltfo':alsvde!f^pechten, maar
' trékken ziéh, 'éls. gymnaé#|!ïd|' telkens'^eï^^^moqien Ibmhoóg J en -gebreken
'cfe’a/bij' . dikmj.l^dei^^§i1fe^- Te.g’ertlp r eéde>■Y kale%eri,daooffëg stammen »vliegen zij
_4<jApns_met^kleini hot>t|p< naar boj.en, (jen, aN pfJ*miig’"tegen een lampenglas,
^ j^ h ew ^ e n .i^ c ti: echterl,tgëwoonlijk. tusschen. het 'geblédej’te-^hiingen daar aan
dimneYtakken, met den ikop.in’aa'r behëden ,i.klautereii>‘üangfaafn %n die> rigting, en
iremeijv >bjj' 'dèYminste gewaarwording of’ verrassingj allerlei - potsierlijke houdingen
aank»**
Hunneneer lange tong, s4j‘é^zcydtlai® afe'djeYder^Spe^hten is, stgken zij onder
vhet klimmen fJm vaffl|| onefifenhedeniwan den. stam df>,,t,itsschen' de bladeren; zij
bezigen haarlook alk tastwerktuigljdferwijl dèvSpecht alleen den bek opënt, als
efciiétsjTte Sen is, steekt de Draaihal^deJange, wormachtige,".doorschijnende tong
onophoudelijk uit zijn bek, en ^beweegt haar zboJschiëlijk heen en terug, dat het
schijnt? alsóf dé daardoor, opgenomen ingectem üit eigen beweging naar den vogel
toè ’ kivamen. Deze. eigenschap varv'-de^, ;Draaihals! .laat zich op inderdaad zeer
Vergassende wijze waarnemen, als men fiem wat yersche miereneijèren voörzet:
dpor fde snélle beweging en« de< doorschijnendheid der tong bespeurt men van haar