sparen, wel eens voor het nieuwe worden gebezigd. Hoe en waarvan het echter
moge zamengesteld zijn,"het blijft het fraaiste- vogSjglstje*, dpt men zich kan
voorstellen: .een waar model-nest.iKeurig het, juistafgemeten, zuiver vanSmmmiki
en lijnen, envzoo glad als ware/het met ecnèférhaar bijgeknipt; daarbij uit zacht
groen mos, worteltjes, haar eö spinpewebben vèrvaardigd, en 'met de r'Qzerooddi
eitjes- er in, ziel het,Iër Sxi{MFs, ja, als'geschilderd. Dit fraaije ligt op en
tussch'en f'akjes van .heesters,[vooral van meidoorn en /v lièro f in vruclifboomcn
‘ in boomgaarden, meestal’5 a 43 voet bovenben grond", veilig in Het groen jrer-
* borgen.
Het aantal eitjes is^4 a 6; zooals weïiw5$d& zeiden, zijn ze lid^Fohé., cn
over de geheele schaal met bruine stipjes^ élsv besprenkeld. Het’ wijfje -wordt nu
envdan door -haar luidruchtigen gethaal in het- broeijemafgelost-, dp,cM! deze" zit
liever op" de takken, dan op het nest, hoe schoon dit ook zijden Hij schijnt dan
ook slechts fatsoenshalve zijn deel in ’t broeijen te nemen; althans, /oBdia hij
zich op ’t nest heeft neêrgezet, is zijn vrcflijk liedjè uit,- en geen noot laat "Hij
meer hoören. -
Eenige " ja ren geleden ontdekte ik een 'nest in ’éea/pereriboom, langs eerie
doornheg; het was de laatste boom uit den boomgaard en -tond o®K min of me,er
afzonderlijk; de heg stond eenige voeten hooger» zoadat ik-dóór,; h e t s t r u i k gewas
|o p h et nest van den Kersendief kon zient zonder door den br oeijenden v|1|pj
bemerkt te worden. Dit hoekje werd ook door^ifrénijner vrienden bezocht, en
wij gingen er beurtelings heen, en deelden elkander likdoor- oAs waargenomen
bijzonderheden mede. Mijn vriend had- op zekeren ochtend Jopgömerkty dat de
ouden öp en langs den grond heen en weêr vlogen, en dat’-naar Hiët hem lot'--
sdhéen,- hunne jongen u it hef nest gevallen waren. Wij hadden (diter geen toegang
tot den boomgaard, én konden dus de zaak njet verder onderzoeken; idoch
dienzelfden dag ging ik er zelf heên en bemerkte nu ,- dat ÈSt nest nog op dezelfde
takjes lag en dat een der 'ouden er op zat. Onze opmerkingen waren dfjs eenig-
zins tegenstrijdig, en toch hadden we béiden goed gezien. Tegen déh avond, toen
de landlieden waren vertrokken, kropen we door de heg, en zagen nu twee
doode jongen op den" grond liggen. Wij namen hieroprhet nest in bezit, en vonden
er een grooteren jongen “vogel in. Beide ouden vlogen-ons eenige schreden'na,
en bewezen door hun klagend geluid, dat hét verlies van den nog eenig overgeblevene
hun zéér ter harte ging. Toch hadden wij den armen ouden eehe groote
éienétl^béwëzeng(;als> men het'-zoo noemen mag; want we hadden ons tegen de
-wetteö fiér 'matuur Vérzét),, >daaf'h^jong, dat in het nest was overgebleven, geen
jeugdig’ Keïsebdfefjem&'ar/eén -jMge^Kdékoek was,
jM/®jiar- ..de jKérsendict céjliery oWral' ïn grööte tuinen en langs wandelplaatsen
,gibhtrfWen volstrekt *mi',t’*sfih^ w,«»\8/lt het zelden moeijelijk, zijn nest té ontdekken,
éh^}fè*-mén' éü'hen niet stoort of beangst
maakt, kali ainén’.. hem ^cM^godt in hun ïali^élijl^ l v ^ gadeslaan. Zij broeijen
Meoht^acjgfniiaarJ iiedüiertde laat in het seizoen. Ik
h<l) -iMefh 'ée'nig.e, ërf waai genomen, d>at|dé\lpareé^mé!'nabij steden broeijen,
dit in /derf .redfel-Matei dolltfédlan1 MS. welkeHé’^ï|ëlfegén étreken huisvesten, en
>rnëen kulmen Mg o f a f e n;^aatf - de bijzonderheid, dat 'door het uitbreiden
.deï sjeden ffSdlHg^n* eb/ buitenwij ken laéjp|mémand vobr. huizen moeten plaats
'maken, ’zoodat che dit' tuinen ImVyéilig féord!vonden of.
tzHtfdfatjjjfficjh» Kersendn-11.jdadd].ik‘'%iüt- d«ui beginnen, nu eerst
^ëehe -nieuwe localiteit mdSSj'B^zMkpti én daardoor “veel tijd verliezen.
Behaivé in ^fflé^aü'd,/broeit de Kersendief in géheel-g^hialig'd Europa, behalve
in Engeland, waai hi| dtchts nu omdtfn^wéitMWjnt. In het; ^iddljk e& oöstelijk
JrêdeelteJyan,woh,s ^erelddCêE^wor® /hrj dooi »lé^èWunt* -Hyp. (Froedula) pöly-
-glotte, Hyp.^eMigdiJèh'' togen. Des wimlslé^vémeft^ij in
'N'opr^-Afrika en wordt oófe&a®'de Kaap dé'-ISöède1 Hoop.gèydóden, van waar hij
om te^b<^ijéé/iMT -het warmer?, meci}‘,--hdoi,déhjk ^Ólegdi binnenland'trekt; deze
-Vfögelsé|fiékken fljfk in-det''Zuidén -m ;èene rigtingfffégeni^r|'eétild aaó/dip, waarin
hiér -tö-lande broëijihli^vogélsSrlëïfl héfêhlfêlten. 'He.t/|s- overigens óen algemeen
aangenomen \fgit1y&dat (fd/in Zuid-Afrika levejniè; vdgdSQorteir, welke, tevens
tV)faadfe.'/Eliropesche fauna behooren, daar^dandVégéls zijn en niet uif/ESuropa zoo
ver zuidwaarts zijn héëngètr okken. .
bèétaat bij d’en"Kersendief slèfettsféén .Métj'gering uitèrlijk verschil tusscheri
de seksen*,‘ dit namelijk/dat bij dë fnannètjes - fret - gele der onderdeelen iets fraaijer
van tint ié/j Ook dé ’jongen^é^élifflejrf^^eimg'ófjrfièt vah Hunne ouders; alleen
hebben zij de bovendeden grijzer 'ed dé" ond^rd.‘den (imeer^ naar het plicht dkergelë
trekkende. ■
BehalVë doör' zijn kréeMig eri. afwissèlénd stemgeluid, onderscheidt de Kersendief
zich van de in kleur verwante Bosch-, Zomer- en Lentezangers döör zijn broeden/
zWaren snavel/ die van binnéA helder oranjè-fsv door zijné grijzé poötén en ook