j 34 N A T U U R K U N D r C ’ E
Intusfchen vind ik, dat dc afbeelding van L e d e r m u l i . f r
( welk Werk ik dezen zomer eerst in het Hoogduitfch heb*
gekregen) op Tab. 79. zo na aan myn afbeelding komt ,
dat z e , op weinige deden na, den anderen gelyk zyn , ea
beide onze afbeeldingen verfcheelen zeer veel van die van
Sw am m e r d am . Mogelyk is de vraag van den Heer H o u t t
u in waar : O f ’er geen verbastering of verandering in deze
Diertjes zou kunnen wezen ? of dat ze in een en dezelfde Land-
ftreek in kleur zouden verjchillen ? Zo dit zo was, zouden ze
des te meer verfehillen , in byzondere Gewesten van ons-
Waerelddeel. Dan om kort te zyn , ik héb myne Worm ,
die men op Plaat XV. fig. 1. in zyn natuurlyke grootte ,
en fig. 2. fterk vergrootend, afgebeeld ziet, aldus bevonden:
Aan de Kop a. ziet men twee zwarte Oogen , die oote
de Oogen der Mugge zyn % ze is van voren en aan de zy-
den voorzien van fyne bairtjes; b. b. zyn de Voelhoornen,,
welke ook de Sprieten der Mugge zyn; e. is het Borstftuk,
dat aan de zyden een gedeelte van een cirkel is;- van bovenziet
men ’er fraaije tekeningen op; het verdere lichaam be-
ftaat uit tien Afdelingen , die alle aan haare zyden met vry
zwaare zwarte hairen verfierd zyn ;- over het midden van»
deze afdelingen loopt een groote Darm , die van agter by
d. zyn uitlozing heeft, en van voren op het borstftuk zig.
in twee deelen verdeeld ; op de 8. afdeling by e. ziet men
een langen hoorn , aan de zyden met fyne hairtjes bezet,
van boven aan zyn uiteinde in verfcheiden fyne punten zig
verdeelende ; en dit uiteinde is het , dat hy aan de oppervlakte
van het water houd , waar door hy de lugt inademt.
Het verdient zeer veel opmerking, dat de bovenzyde van
deze Buis befmeert is (als ik het zo eens noemen mag)
met een lymagtige ftoffe, waar op het water zig niet kan
vesti--
V E R L U S T I G Ï N G E N . 135
■ vestigen , even als men aan de vederen der Watervogelen
gewaar word. Van den rand der 9. afdeeling komen lange
‘ftyve hairen te voorfebyn , waar onder men de tiende afdeeling
, die zig in tweën verdeeld , ziet. Hy is zeer vlug
in het zwemmen, flingerende zyn lichaam als een Vis je ,
altyd met de kop na beneden, en de lugthoorn boven. De
kleur van dezen Mugworm was bruin geel (ƒ ),, met eenig
zwart getekent op het borstftuk ; de fpysverteerende Buis
was veel bruinder dan de kleur van het lichaam ; de tiende
afdeeling was byna wi t, anders gezegt geen kleur. Den
31. July vistte ik deze met anderen, en na dat hy getekent
was, heb ik hem niet meer waargenomen.
Zie daar deze Worm befchreeven : om nu de waare reden
te melden, waarom ik hem heb laten afbeelden ; is alleen,
om dat ik hem in Zeewater vond , dat my vréémd
voorkwam, en zo veel my bekend i s , nog niet was waargenomen
, ten minften in deze Gewesten. De Heer K alm
verhaald , dat oude luiden onder de Zweeden hem wisten
te zeggen , dat in vorige tyden aldaar veel meer Muggen ,
(en dus. ook dé Wormen) geweest waren ; dat zy nog in
een ontzaglyke menigte , aan den oever der Zee , by het
zoute water omzworven ; en dat de genen , die hun in de
herfst des jaars-1748. toen K alm zig in Penfylvanien bevond
, verontrustten , van een venyniger aart waren , dan
de gewoonen. Sedert ik dit gelezen heb , heeft het my altyd
leed gedaan , dat ik deze en andere op die tyd gevistte
Wormen niet verder heb nagefpeurt: zy konden ook wel van
die venynigen aart geweest zyn, en mogelyk hebben die
Muggen een andere gedaante dan de gemeene M ug , die'uit
SwAt*-
Ledermuu.er zegt: Wie Gelbesglat.
Q *