Het zat uayne Lezeren vreemd voorkomen , dat ik hier
melding maak van het geflaeht der Scherminkels , om dat
zo draa een kundig Liefhebber het woord , o f den naatn
van Scherminkel hoord noemen , aanftonds zyn aandacht
zal gevestigd worden op die foort van Dieren , welke hier
voor opgegeyen , en Land-levende Dieren zyn ; daar het
thans myn taak is , om een Zee- InfeS te befchry ven. Doch
offchoon dit waarheid is , zo is het by des kundige Liefhebbers
in de Natuurlyke Hiftorie bekend , dat Land en
Water, tot heden, voor geen kenmerken van de geflachten-
der Dieren verftrekt hebben ;. en dus is-my deze deur vry
open, om, zo veel my bekend is, voor de eerftemaal een
Zee - onder de Land-Scherminkels te plaatfen.
Maar , zat ik hier in wel flagen , dan diende myne Zee -
fcherminkel aan de boven opgegeeven kenmerken te voldoen.
Dan alvorens ik overgaa om zulks aantetoonenzak
ik nog eerst nafpeuren , of myne Land-fcherminkel , die
door dengrooten Natuurkenner L i n n ^eus onder dit ge-
flacbt geplaatst is , ’er zelve wel aan voldoet. Neen, hier
vinde ik hem mank in te gaan : de Bek is wel met Nypers,
maar de Voorpooten zyn niet zaagsgewys getand; dit kenmerk
vind ik aan geen van alle myne Scherminkels , nóch'
Spookdieren , maar wel aan de wandelende Bladen. Heeft
nu L in n -ceus Land-Scherminkels onder dit geflaeht geplaatst
, aan wiens kenmerk zy niet volftrekt voldoen , zo
kan het my ook niet ten kwaaden geduid worden , dat ik
’er een Zee- Scherminkel onder plaatze, al is het-, dat hy
’ er ook niet volftrekt aan voldoet.
Ik zal’ dan voortgaan met myne Scherminkel'te befchry-
ven , welke men Fig. r. in zyne natuurlyke grootte maar
even ziet. Fig. 2. ziet men hem geheel vergroot : het ge-
heele Lichaam beftaat uit zeven Afdelingen , waar van de
vier middenfte de grootfte zyn , en een Ei-wyze gedaante
heb*
hebben: op de Kop a ziet men twee paar Voelhoornen bb.
waar van de bovenfte de zwaarfte zyn , en de onderfte de
kleinfte; ieder paar ftaan aan hun grondftuk ip kokertjes
geplant; de twee bovenfte beftaan ieder uit zeven Leden,
waar van de drie voorfte met het begin van het vierde Lid
bezet zyn met korte ftevige Hairtjes. De twee onderfte
beftaan uit vy f Leden , welke tot aan baar uiteinden naakt
zyn. Van voren by c. ziet men een klein Spleetje , uit
welke twee kleine Nypertjes voortkomen, doch welke hier
onzigtbaar zyn. d. Is het Aangezigt dat zeer groot en aan-
merkelyk is. Aan de onderkant van den Kop ( want de
Borst kan ik het niet noemen , ) ziet men het eerfte paar
Ponten , die zonderling geplaatst ftaan. Ik kan my geen
Dier herinneren, daar de Pooten zo fterk naar voren onder
aan den Kop geplaatst zyn, maar wel even op den rand van
het Borstftuk ; doch ik meen ftraks daar eenige reden van
te kunnen geven , waarom het de Opperfte Wysheid behaagd
heeft, dezelve zo voorwaarts te plaatfen, ten nutte
van het Schepfel. Deze Pooten beftaan dan uit v y f leden,
waar van de voorfte de kortfte zyn , en uitloopen in twee
fcherpe Tengels. Aan de vier eerfte afdelingen, welke ,
gelyk ik reeds gezegd heb , Eivormig zyn , ziet men vier
paar Pooten, welke zig ieder in vier Leden verdeden, en
uitloopen in een fcherpe Tengel; de inplantingen van ieder
paar Pooten is digt tegen den anderen , gelyk’men in de
afbeeldingen ziet , en ieder Poot word op de buitenzyde
aan zyn inplanting met een langwerpig blaadje overdekt ,
gelyk men by e. en voorts by alle de zeven andere Pooten
zien kan. De zesde afdeling ƒ. veiTchilt in het geheel van
de overige v y f : deze is naar voren het dunfte , verbreid
zig naar agteren , en fluit zig ovaal toe ; van onderen is ’t
geheel p la t, van boven platagtig rond ; byna op het einde
van dat Lid planten zig twee Pooten in , die byna de helft;
langer zyn dan de vorige , die zig ook maar in vier leden
K 3 ver