veele van de Water- Spinnen , die zeer fchoon Karmin-
Ideurig zyn : Maar boven dat is ’er tot nog toe gee-
ne gezien ,. (vo o r zo verre my bewuftd s ,) die aan de
wonderbaare Schoonheid van deeze Uitlandfche Spin ,
welke ik tans befchryf, kan evenaaren. Voor zo verre
ik heb kunnen nafpeuren , is hy van Dehnina herwaarts
gezonden (« ). Plaat IL Fig. i. is zyn natuurlyke grootte
, Fig. 2- vergroot. Men ziet, dat de gedaante van zyn
Lichaam is cylmder - rond , van voren aan de Kop eenigzins
puntig ; daar men by Fig. 2. a. a. twee Kokers ziet , waar
aan men twee zeer fcberpe Tengels geplaatft vind. By Fig..
3. ziet men zulk een tengel zeer fterk vergroot: hy verdeelt
zich in drie Leden-, waar van het voorfte o f uiterfte Lid
een Tengel bevat , welke zeer fraai doorzichtig is , ’t geen
door de karminkleur een fchoon aanzien heeft. Ook vind
men by a. aan het agterfte van dit lid een Pluis, ’t geen
echter in de midden een vaft lichaam heeft; maar tot
wat gebruik het den Schepper aan het Dier heeft gegeven ,
is my onbekend.
Voorts-
(«•) Den Wel - Edelen Heere van Hoey berichtte-my,, door een Brief
van den 29. September 1768. dit volgende. „ Op de vertelling , my door den
,, brenger gedaan van myn Spinnetje , als geen man van. kunde zynde in de IJis-
„ toria Nmiralis-, ziet Uw wei Ed. dat men geen vertrouwen hebben kan ; ech-
,, ter komt dit met anderen in de Wc-ft- indien geweeft zynde Lieden overeen ,
3, dat zy om haar Vergift zeer gevreeft worden.; dewyl het door haar gebeeten
„ deel fterk aanfteekt en pyn geeft ; echter zo niet, dat het doet fterven , als
3, het lichaam van dat Menfch gezond van bloed is.” Een.ander Zeevarend Man
zeide my , dat men ze op de Boomen vond zitten ; en een ander , dat hy ze in.
het viflehen in ’t Water had gevonden; en ’t maakt een. groot verfchil , Land-
of Water - Spinnen te zyn. Intuflcben is het ten hoogften bcklaagiyk, zo als da
Heer van Hoey zeer wél meld , dat men geen meerder vertrouwen op die luiden
kan ftellen ; waar door .men belemmerd word in het befehryyeti van Uitland—
fchc Dieren , vooral van haar Huishoudelyk Beftaan.
Voorts ziet men, dat deze Koker-aan de onderzyde niet
met pluisachtige Hairtjes bezet, maar naakt is , en dit
vleesachtige is van kleur Lichtbruin.
In Fig. M ziet men by a. en in Fig. 2. by b. b. twee
Voelers ,°(dat ik ze zo noemen mag,) die uit zes leden beftaan
, waar van het uiterfte zeer plat en flomp is : zy zyn
in die zelfde houding aan het Dier geplaatft , als men ze
hier ziet. Eindelyk heeft deze Spin zes Pooien , die uit
vyf leden beftaan , ’t welk een lid verfchild van de Voelers
; ook loopt het uiterfte lid der Pooten redelyk puntig
a f, daar de Voelers.ftorap waren.
Dit geheele ftelfel, uitgezondert het onderfte van de
Kokers der Tengels , is met een fluweelachtigen Dons o f
met byzondere fyne Hairtjes omzet , die alderfchoonft
Karmin - kleurig zyn , en die een glans van zich geven of
het Satyn was , ’t welk met het penceel onnavolgbaar is.
Ik heb de proef genomen , o f men deze fchoone kleur
daar ook van konde aftrekken , en zag my daar in beantwoord
door dit middel : Ik plaatfte de Spin met een
fpeld op een ftuk wit papier, en bevogtigde dezelve met
Aqua Terebinthini; na verfcheidene herhaalingen begon de
kleur over te gaan , en verwde het papier karminkleurig.
Daar bleef niets van de kleur in de Spin over , en ze veranderde
in een vuilachtig geel.
Myn tweede proef was, dat ik een andere wierp in een
weinig Brandewyn , daar ze niet veel aan over gaf ; doch
na twee dagen daar in gelegen te hebben , kwamen aan de
oppervlakte van de Brandewyn eenige olyachtige roode
droppelen , waar van ’er , na de grootte van de Spin , al
zeer