4
een rond lighaamtje , als een Tepeltje, waaraan een zwart
knopje was , eindigt, gelyk men by c. en de andere Tepeltjes
, zien kan. Dit ftond zeer aardig en fraai aan het
Diertje. — In het midden van deze fraaije doorfchynende
rand zag ik een Lighaam, dat fterk gefpierd en de Mond
was; d. toont het zelve aan , en heeft zyn inplanting in het
vaste ondoorfchynend lighaam; het was niet bepaald rond ,
maar willekeurig , naar het Dier het moest gebruiken ; in
rust zynde, was het zeer kort , en vertoonde zig als een
knobbel, dan wederom wat langer , doch langer als ik het
hier getekent heb , heb ik het niet gezien. Aan de onder-
zyde verdeelde het zig in zeer fterke grove Vezeldraden ,
o f Armen ( * ) , welke hem dienden om zyn Voedfel te
vangen. De kleur van deze Kwal was het ondoorfchynen-
d e , gelyk ik reeds gezegd heb , als een Parel; de doorfchynende
rand met de mond ligt bruin. Ik vistte hem den
22. July 1768.
( * ) De Heer H o u t t u i n befchryfc, in zyne Natuurlyke Hi/lone van
LiNNiEü s , XIV. Stuk, bladz. 418 — 420. een Kwal, welke door den Ridder
L i n n ^eus ze lf is waargenomen op zyn West■ GottbiJcbe Reistogt, dewelke
draden heeft van een tot twee vademen lang, die zich als Zonneftra-
Jen uitbreidden , waarmede by Hoorntjes en Schulpjes tot zyn voedfel vangt,
gelyk men op Plaat Xll. fig. 4. van het gemelde ftuk zien kan.
TWEEDE WAARNEEMING
VAN EEN
K E R M I N B E R O E.
I n myn XI. Stukje , bladz. 89, 90 en 91. Helde ik myne
Lezeren voor een gladde Beroè , met twee zeer lange
Armen , waar van ik het Gedacht onder den naam van
Klootdiertjes ( Volvoces ) befchreef, bladz. 90. Om niette
herhaalen , ’t geen men op voorfz. bladz. kan nazien , gaa
ik over tot het befchryven van dezen Kermin Beroè , die
men op deeze X III• Plaat, fig. 3. fterk vergrootend afge-
beeld ziet. Zyne gedaante is byna rolrond ; de buitenfte
omu
i
omtrek van het geheele Dier is Parelkleur , de tweede omtrek
was aan zyn rand by a ligt bruin ; op deze ligtbruine
rand ftaat het Lichaam ingeplant by b , ’t welk van boven
in twee punten uitloopt, uit welker midden even als een
Buis voortkomt, die zig met den omtrek o f rand van de
opening van het Dier vereenigd , gelyk men dit by c ziet.
Deze Buis vond ik even als die in myn vorige befchrevene
Beroè, hem dienende , om zyn voedfel in het lichaam te
brengen. Dit Lichaam was in veelen geheel, anderen gelyk
deze, gedeeltelyk Kerminverwig, dat een zeer fchoo-
ne gedaante aan het Dier g a f; en deze kleur was een vaste
kleur , en was niet naar mate het Dier voedfel gebruikte ,
gelyk men in de Polypen, en in veele andere Dieren gewaar
word. Het is ook om die reden der vastheid van kleur ,
dat ik hem dezen naam gegeeven heb van Kermin-Beroe.
Fraai was deze kleur in het water , vooral als men ’er ver-
fcheiden op een hol helder glaasje bragt, gelyk men by de
Microscoopen heeft; dan zag men ze als bloedroode zant-
jes o f koraaltjes door het water zwemmen. In myn vorige
Beroè zag men niet dan twee zeer lange Armen , dog
in dezen 18. maar korte Armen , welke op den bovenrand
als tepeltjes ingeplant ftonden. Ik kan niet voorby deze
korte aanmerking te maken : hoe de zorg van de volmaakt-
fte Wysheid gaat over alle zyne Schepfelen , vooral om
ieder Schepfel in de mogelykheid te ftellen, om hun voedfel
te bekomen ; daar toe zag men de vorige Beroè met
zwaare lange Armen ; het lichaam was , om die te beftuu-
ren, fterker met banden gefpiert, ’ t welk deze niet heeft,
en heeft ze ook zoo fterk niet nodig , om dat zyne Armen
zo veel korter zyn. Dan , door deze kortheid zoude hy
zekerlyk moeten gebrek lyden, was dit niet vergoed door
hem , in plaats van twee , agttien te geeven , waar mede
hy zo wel zyn voedfel kon bekomen , als de vorige.
Zyne beweeging was niet rollende. Ik vistte dezen met
verfcheiden anderen den 24. July 1768.
* N 3 ° DERDE