ï6o N A T U U R K U N D I G E
den opgehaald , en voor my meede gebragt (a~) , onder
welkers naauwkeurig onderzoek , ik in het zelve dit kleine
Krabbetje vond. De natuurlyke grootte was nagenoeg
gelyk aan een Tafwgraan. De kleinheid van dit Krabbetje,
deed het my nader befchouwen , en bevond het met het
Microscoop zo als men het Pi. 18. fig. i. ziet. De gedaante
kwam my zo zeldzaam voor , dat het my goed dagt, om
het te laaten tekenen. Op het eerste aanzien , dagt ik ze-
kerlyk dat het een jong Krabbetje zou weezen, maar by nader
onderzoek kon ik zulks niet geloven , dewyl ik het zo hard
bevond als eenige gewoone groote Krabben; en dus befloot
ik , dat het in zyn [ooit zulk een klein Krabbetje moest
wezen. En wat de gedaante betrof, kon ik my niet te binnen
brengen , by eenig Schryver, zulk een gedaante afge-
beeld o f befchreeven gevonden te hebben. —
Het
C<0 Ik heb verfcheide malen nog al gelukkig geweest, om op foortgely-
ke wyzè wat te bekomen : Zo heb ik'eens van een Oost-Indifch Schip ,
dat op de Reede Rammekens gelost wierd , gekreegen de by R dm ph io s
bekende L o c u fta M a r in a , o f by L i n n ^ us de H omarus . Hy zat aan den
bodem. van . het Schip , dat oyer C b in a t’ huis kwam , enhy kwam door het
lösfen boven water, verward in een groot gedeelte Zee-gras en Wier ; hy
was compleet, na dat ik hem daar uit gered had, en ik hield hem nog eenige
dagen in een groote tobbe met Zeewater levendig ; zyn Lichaam had de
lengte van 7 en een halve duim Rbynl. maat. ---- Eens heb ik van de Kneana p, dMe aGn oeende WHoyopf , gedkier emgeenn ,o innd eeernw elged migeet ftIonofepEsl eFnl ehsa,d t wgeeveo leedv.e ndEigne vSopoinrleden
laar heb ik door de hand van mynen byzönderen Vriend, den Wel Ed.
Heer L. Bomme, DireÜeur van de Commercie-compagnie, bekomen het Wyf-
je van de groote ‘Spring-Bok-Tor , afgebeeld by Juffr. Mi S. Merian, in
fol. en Swrinamen in het Werk van den Middelburg Heer Voet in 4to. over de Torren Z y was
van levendig te gekomen, zo als zy my ook ter hand
gefield wierd.
V E R L U S T I G I N G E N . \6i
j f
Het bovenfte fchilt, ziet men, beftaat uit een langwerpig
vierkant, i welk over het geheel zig eenigzins fchubagtig
vertoont, maar welke by a a twee fterke kneepen heeft;
bb zyn de kokers die zeer aanmerkelyk waren , waar in de
oogen geplaatst liaan : zy hadden, gelyk men ziet, een rolronde
gedaante, die voor zulk een Diertje van eene groote
omtrek waren; hy bewoog dezelve naar welgevallen, cc zyn
de Voel-hoornen , die met Leedjes zyn , naar agter veel
zwaarder dan van voren , daar ze als een lly f borllel-hair
uitloopen. De voorkant van dit Krabbetje is vry wel gewa-
pent ; by e ziet men een llyve Doorn , die nog van twee
onder dezen grooten gevolgd worden : dan deeze twee zag
men niet altyd; die had hy het vermogen , om plat van
voren tegen het onderlyf te leggen. Aan wederzyden waren
deeze als twee boordjes van fyne hairen ; agter ƒ ziet
men de Staart, zo als men ze gewoonlyk aan de Krabben
vind, zonder dat ik eenige Eijeren daar onder heb kunnen
ontdekken.^Lè-1' Verder heeft deeze Krabbe agt Pooten ,
die ieder uit vier leden beltaan ; de Schaaren beltaan uit
drie geledingen, waar van de Nypers kort en glad zyn :
verder is hy over het geheel onregelmaatig met fcherpe
hairtjes voorzien. — De kleur was over het geheel, zo
als men op de Plaat ziet , geelagtig wit. Ik heb hem nog
eenige dagen in het leeven gehad.
In den Jaare 1769. den 6. July , ontving ik van mynen
geëerden Vriend , den Wel Edele Geftr. Heere P. B od-
d a e k t , twee aftekeningen van het zeer zeldzaame Krabbetje
, de Cancer Salinus genaamd , het geen zyn Wel Ed.
uit de Verzameling van Do&or So u lo s s e r als een Erfgoed
had bekomen , en door voornoemde Do&or met den
beroemden Heer E l l i s in de Zoutketen te Lymingthon
T 2 was