Met de meeste dezer kenmerken zullen myne Lezeren
zien , dat myne Slak overeenkomst heeft; dus gaa ik tot
deszelfs befchryving over.
Fig. 2. ziet men de natuurtyke grootte , en fig. 3. fterk
vergrootend afgebeeld : by a. ziet men den Kop ; die ztg
in het aanzien als een Rupfen kop vertoond , evenwel niet
hard maar za g t; zy is eenvoudig rond ; ik heb ’er geen
Oogen aan kunnen ontdekken , en is verhevener dan het
lichaam ; trekt dezelve niet in het lichaam, gelyk de Aardslakken.
Van onderen by b. ziet men twee Nypertjes,
die zekerlyk de Bek uitmaaken. Verder is het geheele
Lichaam langwerpig , van onderen vlak , zonder Pooten ,
gelyk aan de Aard - Slakken, doch de zyden zyn van voren
van den kop tot aan cc. onregelmatig, flosagtig, en heeft
aan wederzyden by dd. eene inkeping; het agterfte puntje
van c c. is harder dan het geheele lichaam. Offchoon dee-
ze Zee-Slak zyn kop niet als de gemeene Slakken in het
lichaam verbergt , heeft echter het lichaam zelve het vermogen
van zich kort in een te dringen. Puidelyk ziet men
van es. twee, voor zulk een dier, aanmerkelyke Buizen komen
, die zig van agteren by f. vereenigen, makende daar
één Buis, door welke den afgang by g. uitgeworpen word.
Deze Slak was niet als de Aard-Slakken meteen ondoor-
fchynbaare huid overtogen ; evenwel was ze niet geheel
doorzigtbaar , maar toch zo veel , dat men van boven ge-
deeltelyk de Ingewanden konde gewaar worden, gelyk men
in de Afbeelding van voren tot agteren zien kan, en ia
myne Waarneeming gedeeltelyk is aangetoont. Zyn voortgang
was aan de Slakken gelyk , zynde zeer traag. De
kleur van den Kop was donker parelkleur, over het geheele
Lichaam ligt bruin , uitgezondert daar de Ingewanden
geplaatst waren , daar was dezelve met de twee Buizen
zwartagtig bruin. Ik vistte hem den 29. July 1768. ,
en heb ’er tot heden geen meer dan deeze gehad.
DERDE
V E R L U S T I G I N G E N . 123
D E R D E W A A R N E E M I N G
VAN EEN
Z E E - P I S S E B E D ,
( O N I S C ü S M A R 1 N U S ) .
Ik heb over dit Diertje lang getwyffeld , onder welk geflacht
ik het plaatfen zoude ; dan helde ik naar het ge-
flacht der Monoculi (Water-Vlooijen) , dan naar de Onisci
(Pijj'ebeddenj ; tot welke laatde ik my eindelyk bepaald
heb. Ik heb bladz. 72. de Rang en het Geflacht van dit
Infe& befchreeven , en daar aangemerkt , dat dit geflacht
in het Werk van den grooten L i n n ^ u s , in zyn ro. Ed.
het 241. was , doch in zyn 12. Ed. het 272(1?. Maar ik
moet hier by alleen nog aanmerken, dat de kenmerken van
dit geflacht in zyn 10. Ed. eenvoudig worden opgegeeven:
Corpus oratum: het L y f ovaal; doch dat dezelve nader bepaald
worden in zyn 12. Ed. zynde Pedes 14. Antenna Ce-
tacea corpus ovale ; 14 Pooten, de Sprieten borstelagtig, het
"Lichaam ovaal. Wanneer ik nu volgens de 10. Ed. myn
Diertje befchouwde , kon ik hem nergens, zo als het my
voorkwam, beter plaatfen ; want de ringswyze verdeeling
van het lichaam , en de buiging van het zelve , is volmaakt
aan de Pisfebedden gelyk. Ik weet wel, dat hy aan
de Kenmerken der Pooten en Sprieten niet voldoet , maar
nog minder voldoet hy aan de Water - Vlooijen , als hebbende
geen Schulp, daar het lichaam in kan wonen , ger
lyk men aan de gemeene Water-Vlooijen , en aan die,
welke ik op Plaat 5. fig. 1 en 2. heb afgebeeld , ziet.
Deeze Pisfebed ziet men op Plaat XIV. fig. 4. in zyne
natuurlyke gddaante , en fig. 5. vergrootend afgebeeld ;
het geheele lichaam heeft eene Eivormige gedaante, het
beftaat uit 11 ringen o f afdeelingen , waar van de twee eerde
m kSijfpel
|
! ÉfSlÉ ■ m
i. i j l
m
i < vm m
E'&sü