bairtjes; aan de onderkant is het lid een weinig ui tgeiheden,
waar onder het derde lid q. zig inplant, welke mede plat is
en aan de buitenzyde drie en aan de binnenzyde vier trapjes
heeft , welke naar de punt fmal toeloopen , en plat in een
regte kleine lyn eindigt. Op ieder trapje , en op het plat
lyntje, van onder, zyn mede lievige borllelhairtjes. Alle de
overige lievige hairen , die men aan de buitenzyde van de
knotsagtige gedeelten der Voorpooten , en aan de agterzy-
de van de lintswyze omdraaijingen der Agterpooten aan de
eerde leden vind , zyn alle zeer lang , gelyk men in de afbeelding
z ie t , en zyn alle wederom met zeer fyne hairtjes
omzet. Ik zoude hier meer waarnemingen op hebben kunnen
doen , indien ik niet vreesde , dat het mynen Lezeren
te lang zoude vallen.
De beweging om in het zand te kruipen , was verbazend
v lu g ; de vier voorde Pooten opende hy als een fchaar ,
die horizontaal geopend word , dryyende het zand naarde
zyden , doch zeer fchielyk, buigende met een het lichaam
op de tweede afdeeling nagenoeg regtdandig naar beneden.
Met de vier volgende Pooten fchepte hy als ’t ware ’t zand
we g, en met de vier laatde dreef hy zo veel zand we g ,
dat hy in een oogenblik in het zand was, dus het my niet
oneigen voorkomt , hem den naam te geven van Zand-
Pijfebed ( Ojyscus Arenatius_), De kleur was over het geheel
asgraauw , uitgezonderd een ligt geele breede flreep ,
die van agter den kop tot byna op ’t einde zig vertoonde ;
ook zag men een weinig geel aan de randen van de achtfte,
negende en tiende afdeeling. Gaarne had ik hem wat gehouden
, of ’er ook in de huishouding iets voor my te ontdekken
was , doch hoe voorzigtig ik het dier behandelde ,
het had dien zelven avond geen mngt meer om in het zand
te kruipen , en was den volgenden morgen , zynde den
8. j u l y , dood,
xJQ:
7 <Z
Jg,