N A T U U R K U N D I G E , enz.
V Y F D E W A A R N E E M I N G
VAN EEN NOCH WEINIG BEKEND
Z E E - D I E R T J E .
A an het hoofd dezer Waarneming, zien myne Lezeren,
ontbreekt de geflagtnaam van dit volgend Injeffi: dit
word veroorzaakt, door dat ik het noch niet behoorlyk
weet te plaatfen, fchoon ik de geflagten wel doorzien hebbe.
Myn Vriend , de Heer J o b B a s t e r , beeld een foortgelyk
Dier af, in zyn Natuurkundige Uitfpanningen, I. Deel j . ft*
Tab. 4. fïg. ia. maar geeft my mede geen de minfte aanleiding
tot eenig geflagt: het naafte volgens zyngeftalte, waar
onder het te plaatfen zou zyn, is onder de Band-Wormen*
waar onder de Lever-Wormen der Schaapcn en van eenige
Zeefchepfelen behooren. De Heer H o u t t u i n beeld ’er
twee van a f, in zyn 14. Stukje, PI. 107. fig. 4. 5. doch dit
Diertje kan ik als geen Worm aanzien , om zyne vlugheid
in het water : dus laat ik het gedacht daar , en gaa over
tot het Dier zelve.
Fig. 6. ziet men het afgebeeld, zeer fterk vergroot: het
is een plat eirond lichaam, zonder eenige de minfte Zwem-
voeten , o f iets dergelyks ; echter is het byzonder vlug in
het zwemmen, draaijende en keerende hetlicbaamnaarzyn
welgevallen , zonder dat men daartoe eenige hulpmiddelen
z ie t Inderdaad verwonderd men zich ten hoogften over
zo eene beweeging. a. a. zyn twee zwarte vogtjes; voor ’t
overige ziet men de byzonderheden der vlakken in de plaat.
Het is getekent den 29. Juny 1768. waar toe veel moeite
noodig was , door zyne vlugheid , om het in een kleine;
druppel te krygen.
P I . 8
" —|!
Bil