der het Borstftuk agt Zwemvoeten , alle uit drie leden t’za-
raen gefteld ; doch onderfcheiden in de uitgaande Doornen
: want de eerfte en derde gaan uit in v ie r , maar de
twede en vierde in zes Doornen. Doch het aanmerkelyk-
fte van deze Pooten is haare plaatfing : de voorfte en derde
Poot plant zich in naby den rand , al vry wyd van den
anderen , en de leden zyn geplaatst om zich voorwaarts te
bewegen , daar de twede en vierde Poot byna in het midden
van de Borst, digt by den anderen geplaatst zyn , en
zich agterwaarts bewegen , even als de Sprinkhanen haare
agterpooten doen. Voorts ziet men het laatfte lid aan de
bovenzyde dun , maar naar zyn einde als een waaijer uit-
ïoopen , dat zeer doorzichtig is , waar van de buitenfte
rand vcrfierd is met dertien korte doch fcherpe Doornen5
door dezen Staart , tot in het midden van het Lichaam,
ziet men een geelagtige huit o f darm : zekerlyk zal deze
dienen tot doorgang voor de fpyze. Zyne beweging is ee*
nigzins flootende, als in de eerfte gedaante , en niet zeer
vlug : de kleur is geela-chtig groen, uitgezonderd de Staart,
die parelkleurig is.
Zie daar eene Waarneeming , waar van ik de gedaanteverandering
maar by geluk getroffen heb. Het waare te
wenfchen, dat ik de Gedaante - veranderingen van alle my-
ne getekende Diertjes konde mededeelen ; ik zoude noch.
moeite noch geduld ontzien hebben: doch zulks is vergeefs
gewen fcht. Ik hoop echter mynen Lezeren wel te
voldoen , en hen nu vervolgens eenige Zee - Dieren bekend
te doen worden.