teeling ; doch wat werking die gekruifte draad öefend , is
niet wel te ontdekken ; alleen ziet men , dat ze inkrimpt,
waardoor de tuflchenruimte tuflchen de twee ronde lichaa-
men vernaauwd word. Dit lichaam houd de Tipula veeL
tyds in die geftalte, zoals men het hierafgebeeldziet. Het
liorstftuk c. is zeer verhevenwaar aan de zes Pooten geplaatst
zyn , van welke de twee voorfte en de twee agterfte de
langfte , doch de twee middelfle de. kortfte zyn ; dit loopt
aan tegen een der algemeene kenmerken der Tipulaas , als
hebbende de Voorpooten het langfte : dus voldoet myne
Tipula in dezen niet aan het algemeene kenmerk. Deze
zes Pooten beftaan ieder uit vyf Leden , waar van het on-
derfle lid met twee haakjes is voorzien.
Op dit Borstftuk ziet men de mee Vleugelen ingeplant,
welke de lengte hebben , dat , als de Tipula het lichaam
recht uitfteekt , zy daar mede vyf Ajdeelingen bedekken
kan. Z y zyn glasachtig, dus zeer doorzichtig ; de Aderen
zyn bruinachtig , en alle , benevens den gantfchen omtrek
der Vleugelen, met zeerfyne haïrtjes vercierd; gelyk men
in de Afbeeldingen , Fig. 2. en 4. zien kan , zy leggen al-
tyd tegen den anderen plat op het lichaam neder. Voorts
vind men aan de agterzyde van het Borstftuk, op den rand
der fcheiding van het lichaam , Fig. 2. d. d. twee nitfiekende
deelen , van boven met Knopjes vercierd : in het algemeen
worden ze met den naam van Hamertjes genoemd ; doch
waar toe ze zyn , en waarom ze zo genoemd worden, betuig
ik niet re weeten.
De Kop, welke men by Fig. 5. vergroottend afgebeeld
z ie t , heeft niets byzonders buiten die der andere Tipulaas.
In het algemeen is dit Gedacht voorzien van grootte Oogen,
welke , als die der Vliegen , met Facetten zyn , gelyk men
by Fig. 5. a. a. ziet. b. Is een langwerpige Snuit, die ko-
kersgewyze zich vertoond , en men als een Snuit kan aanmerken,
echter zonder Zuiger, en dus niet fteekt o f zuigt,
’t welk
nO
’t welk ikby herhaalde Proeven heb ondervonden , dat hy
niet doet. c c. Zyn de twee Voelers , die hy , benevens
veels onder de Dagvlinders , zo als by de meefte der Liefhebberen
bekend is , heeft; ieder beftaat aan haar grond-
fteun uit. twee korte, en voorts uit drie lange Leden j en
kan dezelve verbergen , gelyk men by Fig. 4. ziet : het
bezitten van deze twee Voelers doet hem a l , en het hebben
van de Snuit doet hem niet onder dit Geflacht behoo-
ren. Dan , hoe hem geplaatst ? Zou men hem niet als
een middelfoort mogen aanmerken : want hy is geen Ti-:
pula, om dat hy een Snuit heeft ; en is geen Mug, om dat
hy een Snuit zonder Zuiger heeft? weshalven ik dan ieder
Liefhebber hier vry laat kiezen. Eindelyk , maaken de
Sprieten , Fig. 2. by F. een eieraad aan het Dier. Z y beftaan
uit eenentwintig Leedjes, waar op de haïrtjes als vederbosjes
geplant ftaan : dus ver het Mannetje afgemaaid.
In de oppervlakte befchouwd , is het onderfcheid der
Kunne niet groot; echter, wanneer men naauwkeurig ziet,
zeer aanmerkelyk , ten aanzien der Teeldeelen: de Sprieten
verfchilleh ook eenigfins in zwaarte. Men kan zulk een
Wyfje in Fig. 3., doch duidelyker in Fig. 4. zien. Lettende
dan op het Teeldeel, by a. ontdekt men wel ras het onderfcheid
der Kunne, als vertoonende zich aldaar een meerder
als halve cirkelfche figuur. Zelden ziet men ze haar lig-
haam anders dan in eene horizontale linie houden : dan
wanneer zy vereenigd , buigt zy dit Teeldeel na boven ,
zo als dan het Mannetje het na beneden doet.
Eindelyk ziet men , dat zo Man als W y f over hunne
geheele lichaamen en pooten met zeer fyne haïrtjes ontzet
zyn : de couleur is in beiden een en dezelve , zynde bruin-
achtig graauw op de borst, aan wederzyden der Vleugelen
met een wit achtige fireep.
Hier zoude ik konnen eindigen , had ik niet belooft iets
van den Heer R e a u m u r ’s fcbryven mede te deelen :
doch