1 !§ § pr
i f l
1 ft
Dt i>
H> E 1
llfl
Gif. N A T U U R K U N D I G E
d f Eeitden- Schulp ( * ) ; waar van de hoeveelheid , die Op
den bodem waren r ondoenlyk was te tellen , en die in de
fles waren, bedroegen met de kleinen omtrent 400 , waar
onder van een halve el langte : ik ftont verwonderd over
deze menigte en grootte; ik liet voor my een klein ftuk
van den bodem afzagen , en met het overige gingen zy
verder door de Stad Middelburg, en lieten het voor geld
zien. Myn ftuk bodem , met de daar op zynde Eende-
fchulpen , plaatfte ik ten eerften in eene groote witte glaa-
ze fles, voorzag dezelve van zuiver helder Zeewater. Na
dat dezelven daar omtrent een half uur in geweest waren ,
begonden fommigen haar fchulp te openen , en daar naa
volledig te keven ; vervolgens begonnen zy uit te fpou-
wen iets, dat zich als zwaare Rookwolken , die uit een
Scboorfteen komen , vertoonden ; door welker veelheid
het water ras ondoorzichtbaar wierd; echter zakte het meeste
gedeelte naa den bodem der fles. Onbewust, wat deze
fchynende wolken toch zyn mogten, onderzogt ik het water
met een gemeen Vergrootglaasje, en ontdekte ras, dat
het alle levendige Diertjes waren, welke de Eendefchulpen
in zulk een menigte kwyt raakten. Toen ik dezelve even
met het bloote oog kon zien beweegen„ nam ik terftond C üfs Microscoop, onderzogt deze Diertjes, en bevond ze
twee foorten te zyn , waar van de eene bypa gelyk was aan
een gewoone Kaasmyt, met dit onderfcheid , dat de vier
agterfte Zwemvoeten zich in tweëen verdeelden ; en de
tweede foort ziet men hier by fig. 3. afgebeeld. De eerfte
foort waren alle dood , althans weinig leven in te zien ,
waardoor ik ze niet kende ; maar ook ten anderen, omdat
de gedaante niet zo zonderling was, als men hier afgebeeld
ziet.
Over-
By verfcheidene SchryVeren befchrceven, maar vooral der U i tg n o g U P e r han d elin g en , Plaat 1 8 . bl. f }6 en verv. en zeine rh neat aIuI.w Dkeeuel- rig in de N a tu u r ly k t H ifto r ie v a n de Heer H o u t t u i n , XV, ftuk, Plaat 1 1 6 , bladz. u i e n vervolg.
l.V
V E R L U S T I G I N G E N . 6S
Overtollig vond ik , by aanboudenheid voor ieder Dier
rang en geflagt te plaatfen, terwyl ik reeds een Dier onder
zulk een geflagt o f rang befchreeven heb ; en liefst
myne Lezeren daar henen wyzen wil. Dus vind ik dezen
Zee-Luis dan te belmoren onder het zelfde geflagt, ’t welk
ik in myn V- Stukje , bl. 36. befchreeven heb , weshalven
ik tot het Dier zelve overgaa.
Plaat VUL fig■ 3. ziet men deze Luis afgebeeld. Alvorens
ik het lichaam zelve befchryve, moet ik eerst gewag
maaken van een dik, grauwagtig , wit , echter zeer door-
fchynend Vlies, dat zich op de oppervlakte van het vafte
0 lichaam vast hegt, en zich vertoond als een wapentje , het
geen van voren-veranderd, by a. a. , daar het driehoekig,
en in twee zydelingfche punten uitloopt, en daar beweegbaar
is , zo dat ’t Dier het als twee Voelhoornen gebruikt.
Aan de agterzyde verlaat ’t mede zyn wapenswyze gedaante
, by b. b. , en loopt uit in twee Staarten, welke aan haar
grondfteun dik, beide van onder en boven’rond, en in haar
midden platagtig, op den anderen fluiten. Beide deeze
ftaarten zyn rond tot aan haar einde, en zyn alle fyne leedjes,
en op ieder derzelve ziet men aan'wederzyden een bor-
ftelig hairtje. Op de bovenfte ftaart c. ziet men een aan-
merkelyke haak, welke hem tot wapentuig verftrekt, buigende
de ftaart onder het lichaam in een cirkel - gedaante ,
tot dat deze haak zyn werking kan oefFenen : aan het einde
dezer ftaart, by d. ziet men een deel geplaatst, dat zich
naar buiten van den anderen verwyderd. De onderfte ftaart
e. eindigt in een d e e l, dat by ƒ een koker is , aan weder-
zyden gevvapent met een korte, doch fterke doorn: uit dit
kokertje zag ik by herhalingen , by g. een deeltje , als een
naald zo fcherp , uitkomen ; ook is deze onderfte ftaart
zo buigzaam als de bovenfte. Over deze laatfte deden heb
ik menigmaal myne gedachten laaten gaan ; doch ik zie,
dat wy , eindige Schepfelen ! nimmer de waare doeleinden
H 4 van