1 1,1
f ï . f
AAN DEN
HOOGEERWAARDEN
E N
H O O G G E L E E R D E N
H E E R E
JAKOBUS WILLEMSEN,
S. S. T h. D O C T O R ,
IIOOGLEERAAR IN DE HEILIGE GODGELEERDHEID
IN DE DOORLUGTIGE SCHOOLE , EN BEDIENAAR:
DES GODDELÏKENWOORDS TE MIDDELBURG,
MEDELID FAN HEI ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP
DER WETTENSCHAP-
PEN TE FLISSINGEN:
W O R D ,
U I T B Y Z O N D E R E H O O G A C H T I N G ,
D I T
V T F D E S T U K J E
M Y N E R
N A T U U R K U N D I G E V E R L U S T I G I N G E N
T O E G E W Y D ,
B O O R
ZYN EERWAARDENS
Nederige Dienaar en Vriend,
tfyfc & r 3 w v * yt 3 3 S 31.
Bhäz. £.7
W A A R. N E E M I N G
VAN EEN
Z E E -WA T E R V L O O,
GENA AMD
T A ü R V S o f S T I E R .
1 - | | _
llfr'i :■
Ik twyffel n ie t, o f de Liefhebbers der Natuurlyke Historie
zullen reeds verlangende zyn naar myne belofte,
in myne Voorreden gedaan , betreffende het uitgeven o f
bekend maaken van Zee - Diertjes , waar van ik dan met
dit Stukje een aanvang maak.
Dan vooraf, eer ik tot de befchryving van het Dier zelve
overgaa , moet ik , zo veel in my is , zyn Geflacht me-
dedeelen: fchoon ik gaarne wil betuigen, hoe meer vreemde
Dieren ik waarneem , hoe onvolmaakter ik de Ccflach-
ten en kenmerken van dezelve vinde ; en evenwel is men
genoodzaakt, wil men het Dieren-Ryk niet tot een Chaos
brengen, (dat ik my zo uitd ruk,) om de bekende Geflachten
te volgen , o f om nieuwe aan te leggen ; welk
laatfte vry wat moeite in heeft. Dan, om zulks te ontgaan
, heb ik dit onbekende Zee - Dier onder de Mono-
culi of Water - Vlooijen geplaatst; alfchoon hy , ftrikt genomen
, volgens het woord Monocuius , Een - oog, onder
die gene, waar van de groote L i n n ^ us deeze Geflacht-
E 2 naam
£s**l
MI
a l
ê
f i l