„ voedfel, daar deze op gewoon zyn te aazen, haar als
„ voor den mond weggehaald hebben ? ” Deze vragen ,
dunkt my, kan men voor gevoeglyk houden •, maar vooral
kan men ’er ten derden by doen, dat, door de menigte van
Kwallen , die de Visfchen ten voedfel gebruiken , ’ er een
verbazende menigte van Visfchen verflonden worden , ge-
Jyk myne Waarneming van deze kleine Kwal bewyst: anderen
wederom , als kennende hun vyand , vertrekken uit
vrees , en dus moet ’er op zulke plaatfen zekerlyk weinig
voor de Visfchers te vangen zyn.
Dit leert ons ten klaarften onze afhangkelykheid van
het eeuwig Opperwezen ; want indien het Hem behaagt,
de voortteeling van zulke Schepfelen eens buitengewoon te
doen zyn , zo zien wy , dat wy aanftonds bepaald worden
in een der aangenaamfte dingen , die tot onze mondbe-
hoeftens behooren. Daarom heeft het Zyne volmaakte
Wysheid zo befchikt, dat deze Kwallen ook hunne vyan-
den hebben, en wel van de grootfteWalvisfchen totdeklein-
fte Vifcbjes ; waarvan de Heer K alm een voorbeeld aan-
haald op zyne Reistogt naar Noord- Amerika , II. Theilt,
bladz. 128. Zyn Ed. zag roode Kwallen aan de oppervlakte
van het water , waar van Vifchjes van drie of vier duimen
gaandeweg ftukken van plukten. Uit dit alles be-
fpeurt een opmerkzaam oog eene Allervolmaaktfte Wysheid
, in het houden van de evenredigheid in de gefchape-
ne Wezens.
Maar laat ik voortgaan. By fig. 3. lett. c. zag ik den gefloten
mond , waar in het Vifchje was ingezogen : zonderling
was het doch , dat dit lichaam in het midden van de
holrondte der Kwal los hing ; van boven had het gemeen-
fchap met vier lichamen , die door middel van vier dunne
buibuizen,
hun voeding uit de groote Mond o f Maag trokken
, zo als men in fig. 2 en 3. z ie t, welke ieder nagenoeg
in een vierde gedeelte van de holronde gedaante der Kwal
geplaatst waren , doch welks gebruik my onbekend is. —
De twee holronde gedaantens vereenigde zig te zamen van
onderen in een rand , die bruin flosagtig was, en een te
zamentrekkend vermogen had , echter zo niet, dat daar
door de holronde gedaante veroorzaakte, gelyk de Heer
Baster. waarnam in die Kwal , welke in het zoet water
van het Spaarne by Haarlem gevonden i s ; maar alleen zig
uitbreide en te zamen trok om van plaats te veranderen ,
zonder dat ik heb kunnen zien , dat hy onder het zwemmen
iets van zyne beivormige gedaante verloor. Deze
rand was in den omtrek bezet met 17 ftralen, doch won-
derlyk was het , dat , zo lang hy bezig was om het Vifchje
in te zuigen , hy niet meer dan drie ftralen uitftak, welke
nagenoeg in een gelykzydige driehoek ftonden ; doch zo
dra was het Vifchje niet binnen , o f hy ftak alle zyne ftra-
len ui t , gelyk fig. 3. aantoont: de Kraaltjes uitgerekt zyn-
de , hebben door haar dikte aan den rand zeer veel gelyke-
nis naar een klein Slangetje , en dienden hem , om zyn
voedfel magtig te w o r d e n . ------De kleur van deze
Kwal , heb ik reeds aangemerkt, was gelyk een donkere
Parel, het bovenfte ligter dan het middenfte ; de vier lig-
hamen met den mond bruin wi t ; den rand wat donkerder;
en de 17 ftralen carmofyn rood , het welk aan hem eene
fchoone gedaante gaf. Ik viste hem den 13. July 1768.
M 4 TW E E -
'
I;
it