32 N A T U U R K U N D I G E , en z .
doch de Heer H o u t t u i n , in zyn Natuurlyke Hiflorie,
is . ftuk, bladz.436. reeds eenige zaken van de Heer R eau-
m u r vertaald hebbende , wyze ik myne Leezeren na dat
ftuk ; alleen zal ik , hetgeen de Heer H ou t t u in niet
meld , hier byvoegen.
In myn vorige heb ik reeds het Deel aangehaald , zynde
Tom. V. daar Reaumur pag. 39. zegt: „ Ik heb dikwils op
„ het Water in Tobben kleine plekken bemerkt van een lym-
„ achtige ftofte , gelykende eene daar in gevallen droppel
,, kaarsftneer. Het heeft een grooten fchyn, dat het zelve
„ de Neften der Eieren van de zespootige Wormen zyn :
„ maar zyn het ook witte o f roode Wormen, die uit die
„ Eieren der Neften van dat flag voortkomen ? dit is dat
„ verfcheide toevallen my verhinderd hebben te weeten.
„ In de plekken der glibberige ftoffe, gelyk aan die gee-
„ nen, welke de witte Wormen broeien, en zelfs de plek-
„ ken, die een weinig boven de oppervlakte van het water
„ verheven waren , dat gezakt was , heb ik Poppetjes
„ van die Wormen gevonden; maar ik geloof niet, dat de
„ Pop lang in die glibberige ftoffe blyft; ten minften weet
„ ik , dat deze Poppetjes , gelyk die van de roode Wor-
„ men , zich op de oppervlakte des waters onthouden ,
„ om van gedaante te veranderen, en dat zy aldaar in ge-
„ duuvige bevveeging zyn.” Pag. 40. vervolgt hy: „ Voor
„ dat ik d't Gedenkfchrift eindige , moet ik nog een
„ foort van Water-Wormen bekend maken, welke ik in
?, kommen gevonden heb, zonder dat ik te weeten heb
,, konnen komen, hoedanig de laatfte gedaante z y , onder
„ welke zy moeten verfchynen ; myne Tobben hebben
„ my dit ontdekt. ” Het vervolg hier van by de Heer
Houttui n.
. •’ ......... . . ' . : . /I ^ ■ V ..: • . .