ondei het geflacht der Krabben ook verfcheidene foorten
lieert , die zich op foortgelyfce wyze verbergen. ——.
G es NE r u s heeft ’er aan drie foorten den naam gegeven
van Heraclioticus, Gallus marinus en Calappoides; welke
onder myn Verzameling beruften: maar niemand voor
zo ver ik de Werken der Natuur - Onderzoekeren heb na-
gelpeurt, heeft geweeten , o f daar van eenig gewag ge-
maakt, dat men onder het geflacht der Spinnen een Spin
vond , die een Schulp tot zyn woonhuis had. Echter zal
zulk een Spin thans het onderwerp zyn van deeze korte
Verhandeling.
De beroemde L i n n ^e u s , wiens voetfpoor tegenwoor-
dig van alle Geleerden gevolgd word, brengt deInfecten
o f Bloedelooze Dieren in de Vyfde ClafTe in het Ryk der
Dieren , welke hy in zeven Rangen afdeelt, tot welker
zevenden rang onze Spin zoude behooren , en daar in tot
het agtfte, o f anders tot het tweehondert-zevenendertigfte
Geflacht in het Dieren -Ryk, waar van het kenmerk is
Aranea Oculi o&o ; Pedes o&o ; Spinnekop ; agt Oogen en agt
Pooten QaX Genoeg van het Geflacht ; nu tot het Dier
zelve.
In de nevensgaande Afbeelding, Plaat-L Fig. i. ziet
men deze Spin van boven in zyn natuurlyke grootte afge-
beelt, en by Fig. 2. vergroot. De vooizyde van de Schulp
loopt
£<1) Langen tyd na dat ik deze Verhandeling had gefchreven nnt-fimr w Ar,
Latynfcbe twaalfde Druk van het Samenlel van den HeereSCHeolu1 L in
’t geen _dte beroemde Man , met zeer veel Geflachten heeft vermeen gvuldigd ’
zo dat de Spinnen in dit Samenftel , niet meer zyn de tweebmderd-zevenfndntiX '
maar de tweebondert-agtenzeftigfle ; weshalven wy ons , tot daar de s S r n éftdi’
gen , reeds met tweeëndertig Geflachten zien vermeerderd ^ “
loopt na de zyden ovaal a f ; aan de zyden eenigzins cirkels-
gewys na binnen ; van daar maakt hy een hoek naar agter;
echter aan de agterzyde plat- Voorts ziet men de vier zy-
delingfe hoeken, en de twee agterhoeken , met zeer fcherpe
doornen gewapend, die zich opwaarts verheffen : alle deze
doornen , benevens den rand van de Schulp , uitgezon-
dert de voorzyde , is met korte ftevige Porftel- hairen ver-
cierd.
De oppervlakte van deze Schulp is zeer glanzig, en op
dezelve ziet men aan de voorzyde tien, aan de agterzyde
negen , en op de midden vier als Oogjes , van welker laat-
fte vier de twee agterfte zich eenigzins in breedte van den
anderen verwyderen , anders waren zy nagenoeg in een
vierhoek geplaatfl. ------ Alle deze Oogjes ftaan, ieder
byzonder, in een verhevene rand geplaatfl; waar van de aan
wederzyden uiterfte Oogjes , by a. en b. Fig- 2. eenigzins
doorfchynend zyn ; doch door middel van deze ver-
grooting’ , ontdekt men noch vier andere Oogjes , die zeer
klein , en , waar van ’er drie in een driehoek geplaatfl zyn;
tuffehen de twee agterfte van die , welke een vierhoek uitmaken
, op de midden van de Schulp , 'by c. ; en het andere
Oogje ziet men tuffehen de twee voorfte , by d. — -
Ik noem dezelve Oogjes , niet om dat ik ze aanmerk als
waare Oogen, die tot het gezicht dienen ; maar om dat ze
de gedaante als van een Oog hebben. Waar ze de Schepper
aan het Dier toe gefchikt heeft, is my onbewuft.
Fig. 3. ziet men de Spin en Schulp van agter in zyn Na-
tuurlyke grootte , en Fig. 4. vergroot: daar ziet men , dat
de Schulp aan de agterzyde, doch meeft na de zyden,
zeer fterk gefronfeld is. Tuffehen de twee agterpunten
in Fig. 3. by a. en vergroot by a. Fig. 4. ziet men het
A 3 Aars