V O O R R E D E N .
zoeken en na tefpooren: myn hart heeft dus een af keer van zuiken,
welke, dit aan onze zyde zo nuttig , zo zeer verplichtende , en
ten hoogften noodzakelyk onderzoek, beftryden ; zynde dit minder
hy hen geacht, dan de wehuflen van hun vleefch te volgen ; ja ,
wat zeg ik ! minder dan een ftofken , dat voor den wind heen ge-
dreeven word.
't Zou nutteloos den tyd verfpilt zyn, om menfchen , tot zo
laagen rang vervallen , zo zeer in fmaak bedorven., tot verftan-
delyk gebruik hunner vermogens te willen brengen. Zy zyn Dieren
in menfchen gedaante geworden , hebbelyk verflaaft, en
dus door myn pen niet te verbeteren. Beroemde Mannen hebben
’et hunne poging toe aangewend ; •en , ach ! met hoe weinig
gelukkig gevolg in zuiken. Dit wilde ik hen welgaerne herinneren
, dat hun gedrag waarlyk eene verachting van den Groo-
ten Schepper der JSatuure is. Die gaf hun die uitmuntende vermogens
om Hem te kennen en te eerbieden ; en zy vertreden die
Hemelfche Gift tot hun eeuwig bederf.
Maar ik ben reeds te ver buiten myn beflek uitgeweid: laat ik
mynen Lezer en myn voornemen onder het oog brengen:
Van myne vroegere jeugd was myn iever en luflwerk het nafpeu-
ren der Wysheid van het- Eeuwig Opperwezen , en, fchoon zeer
onbefebaaft, wierd ik nooit moede myne ledige fnipperuuren daar
aan te hefteden ; te gelyk behield ik altyd, 't geen ik ook noch
doe , onder het oog het fpreekwoord: Diligentes difcipuli eva-
dunt viri docti. Daar by kwam noch, dat ik het geluk kreeg,
van met verfcheidene voornaame Geleerden m de Hiftoria Natu-
ralis briefwijjeiing te houden. Onder deze Correspondenten kan
ik niet onaangeroen laten niynen byzonderen Vriend, den beroemden
en zeer geleerden Heere J o b B a s t e r , te Zierikzee,
wien ik hier opentlyk dank betuig voor zyne byzonder vriendelyke,
en voor my altoos , in meer of minder maate , nuttige Brieven ,
waar
V O O R R E D E N:
wmr in- het zelden gebeurde , of ik wierd daar in aangefpoort
tot het doen van een of andere TLaarneeming ; zo als ik ook op
dit oogenbtik wederom ondervmde , ontfangende van zyn Wel Ld.
een brief van den 7. van Wynmaand 1768. waarin zyn Wel Ed.
my meld: „ Vervolgt de daar in gerecommandeerde proefneming,
,, inzonderheid die van bladz. 50” ( * f namelyk van zyn Verhandeling
over de Voortteeling der D i e r e n en P l a n t
e n ; welk Werk voor de eerftemaal het daglicht zag , en by
dezen Brief voor my ims ingejloten.
Door foortgelyke aanfporingen dan, ben ik eindelyk te raade geworden
, myne geringe vermogenswaar van myne Lezer en met dit
E e r s t e S tuk j e een begin zien , in het daglicht te ftellm.
Myne Nafpeuringen zullen over de geheele Natuurlyke Historie
gaan. Ik bepaal my aan geen Tak ; echter alle aan
Microscopife Waameemingen : lk heb gezorgd , dat het
my , voor eerft ,- aan geen Voorwerpen zuil antbreekm want ik
heb tegenwoordig reeds in de twintig Platen in voorraad, waar
van ’er vyftien zyn , daar op de minfte Plaat twee, en op de
tneefte v y f, alle noch onbekende Zeedieren, geteekend zyn, die
men alle maar even, of in ’t gehe’el niet, met het bloote oog, zier?
kan. Ieder Waarneemer kan begrypen dat my dit een verbazende
moeite kost. Het zoude my aangenaam zyn , wanneer
ik den L ie f eb beren het Huishoudelyke , en de wyze van
Voortteeling myner waargenomen Diertjes, konde medèdeelen ;
doch dit is te vergeeffeh gewen]cht.
Ook zal men konnen zien , dat ik geen Koflen fpaar, om,
als myn tyd het my niet toelaat , het pe laten tekenen , zo uitvoerig
als mogelyk is , en op die wys het in Plaat en couleur
te
(*) De Lezer zal op die Bladz. konnen zien , dat myn Proefagtervolging zouden
moeten zyn over de Voortteeling der Planten, enz.