dekken , o f die ook zyne twee Oogen waren ; vooral, om
dat ik aan geen een plaats van het Lichaam eenige fchyn
van Oogen konde gewaar worden : doch , offehoon ik het
meest-vergrootende Glas van C uf gebruikte , werd ik
echter te leur gefteld ; weshalven ik het niet durfbepaa-
len , of het maar Vlakjes dan Oogen zyn. Het Lichaam
ziet men tegen dit Schild aangeplaatst, het is eenigzints
bultig , en heeft nagenoeg de gedaante van een Cylmder.
Aan dit Lichaam zyn de zes Pooien o f Zwemvoeten geplaatst
: van de twee bovenfte is het my onmogelyk de Leden
te melden , dewyl men alleen maar een buiging, en
geen affeheiding van een Lid gewaar word : de vier overige
beftaan ieder uit vyf Leden , en de bovenfte en onderfte
loopen ieder Poot in drie Stralen , doch de middelfte in
vier uit. De beweging in het Water is aan die der gemee-
ne Water - Vloo gelyk. De kleur van het Schild is gramo-
agttg bruin, de Pooten wat donkerder; als mede de randen
van het Lichaam , ’t welk in de midden een weinig geel-
achtig is. Dit Diertje vifchte ik den 31. Juny 1768. en
men vind het tot in de Maand van Oftober. Zynde dit,
zo ver my bewust is •, verder onbekend.
T W E E D E W A A R N E E M I N G
v a n een
N A A L D - V I S C H J E ,
G É N A A M D
1 N F L A T O R of O P B L A Z E R .
Het naafte daar ik dit kleine Vifchje, ’t welk men op
de bygaande 6. Plaat, Ftg. 2. in zyn natumiyke
grootte z ie t , volgens zyn kenmerken, weet te plaatfen ,
is onder de Syngnati, o f Naald - Viflchen van den grooten
L innjEus , ’t welk onder zyn Vyfden rang der Vtjpthen behoord
, en is in de 10. Uitg. het 168., en in de i$ de het
1. Gedacht; waarvan de kenmerken zyn: Pinna VentraUs
■ nulltS : Corpus Articulatum. Geen Buikvinnen : het L y f uit
Geledingen t’ zaamgefteld.
Wanneer ik nu met dit Vifchje, zo als ik wel wenfchte,
konde handelen , dan moest ik de hoeveelheid der ftralen
van de Borst- Rug- en Staart Vinnen vertoonen ; vooral
, om dat ook dit een gedeelte van de kenmerken der
Viflchen uitmaakt. Dan , dewyl dit wederom een van de
ondoenelyke Zakeu by my geweest, is , moet ik dit voor-
by gap- Die met my gewoon is waar te nemen , zal met
my moeten erkennen , dat het vry wat zeggen wi l , om
levendige voorwerpen waar te nemen en te tekenen; vooral,
wanneer de deelen zo doorzichtig zyn , als de vinnetjes
van dit Vifchje waren , zo dat men ze onder het Microscoop
op een vlakke dag geheel verliest, en op een icha-
duw- dag ’er maar de generale gedaante van te zien is : tot
welken ik nu over gaa te befchryven.
De lengte van dit Vifchje is nagenoeg 1 duim en 3 lynen.
Men vind ’er weinige langer , doch veele korter.^ Fig- 3*
ziet men het vergrootend afgebeeld. De Bek a. is rolrond
aan de bovenzyde een weinig hoekig, rondsom gefloten
tot aan de hoeken b. b. , daar hy zich opent. De Oogen
ftaan cierlyk uit het hoofd geplaatst in een fchuine ftand,
van boven het digtst by malkanderen. De Kop is verheven
rond , en heeft, buiten het hoekige, naby de gedaante
van’t hoofd eenes Scelets, of het geraamte van een Menfch.
De Kieuwendekfels zyn zeer hoekig, by c. c. te zien; doch
het zonderlingst van dit Vifchje is een Zak, welke zyn begin
neemt onder aan de Bek , onder de Oogen , en zich
breed uitzet , gelyk by d. d. gezien word, en zyn einde
F 3 neemt