
906. Als boven. Renesse no. 28787 K. Vz, —i 28786, ons no.
905. Kz. Hertog te paard. Bij hem andere staande personen.
'"’907. Als boven. Renesse no. 28789 Koper. Vz. Borstbeeld.
Gulielmus Geor. I I r{egis) fil(ius) dux Cumbriae. Kz. De hertog
als Hercules eene furie ter neer vellende. Engeland en wapens
daarnevens Per duel(lum) lïb(erata) ex an{gustia) apr(ilis) 1746.
908. Als boven. Renesse no) 28791 K. Yz. De hertog te paard-
Duke of cumber. Kz. Zuil die iemand wil beklimmen. Comeback
again - Pretenter.
909. 1746- ( Yerv. no. 217 plaat XXII blz- 206.) Ter eere van
Karei Linnaeus, (den botanicus) toen 39 jaren oud. Gemerkt:
Dfaniel) F(ehrman.) (Geb. 1710, stempelsnijder in Stockholm
1740—1764 f 1780.) Deze penning is vermeld door C. A. RudolpM
b 1 (Editio prima (Berolini(1825)no. 269. Ed. Sec. = (1829) no. 398.)
Ed. tertia emendata et aucta a Car. Pad. de Duisburg. (Dantisci
1862) no- - ? In de Editio Secunda volgen nog no. 399-407 negen
penningen ter eere van Karei Linnaeus, Het merk D. F. is
gevonden door Mr.Jo. de Vries Jerz. (Cat. Arti 1880 no. 1585.) Een
dezer negen stuks was ook in zijne verzameling (1884) no. 1763,
RudolpM no. 399 noemt het emblema er van ingeniosissimum zijnde:
910. Voorzijde als no. 909. Kz. Hlustrat, in een zon, wélke drie
kroonen beschijnt, symbolisch voorstellende de dier-, plant- en
kruidkunde. (Mm. 33 Z. 15 w. ƒ1.75.)
911. (Verv. no. 220 plaat XXHI blz. 213-217.) Ter gelegenheid
van het openen van de West-Friesche Munt of Bus te Medemblik
(Muntmeester was toen Theunis Kist,)
912. 1746 17 Januari. Zilveren penning (groot 22 of 6) duim)
van Jan Theodorus van Beijeren prins, kardinaal bisschop van
Luik enz ; afgebeeld in de Jonghe's Calalogue (1860) no. 2827 en
beschreven en afgebeeld in de Revue de la Numismalique Relge,
(1861), p' 152-153 pl. XIV door den heer Camille Picqué.
Vz. Het rechts gewend borstbeeld met kruis op den camail
of het bisschoppelijk manteltje. Daaronder : (F.) A. Schega f(ecit) ‘)
Omschrift: Joan{nes) Theod(orus) S{acrae) R(omanae) E(cclesiae) Card
(inalis) Ep(iscopus) Fris(ingae) Rat(isbonae) & Leod(ii) U(rbis) B(ea-
tae) D{omus) S(ancti) P(elri) I(n) P{alatio.)
Keerzijde. De Godsdienst gezeten, in de rechterhand de miskelk
en in de linker een kruis houdende. Haar linkerarm steunt op
’) A. Schega ontbreekt bij Schlickeysen.
een wapenschild van zeven vakken, gedékt door dat van Beijeren
en van de Pfaltz, vastgehouden door den BeijersChen leeuw. Op
den achtergrond de St. Pieterskerk te Rome. Omschrift: Incon-
cussa manet boico suffulta leone ’) (Gesteund door den Beijerschen
leeuw blijft zij ongeschokt.) In de afsnede:
In : Mem :(oriam) creat(ionis) factae 17 Jan:{uarii 1746. D{onum)
D[edit) D(edicavit) Fr(anciscus) And(reas) Schega. (Geb. te Neustadt
in Krain. Stempelsnijder in München 1739 f 1787.) (Ter
gedachtenis der benoeming geschied 17 Jan 1746 heeft Frans
Andreas Schega dezen geschonken en opgedragen) O
913. 1746. Bede aan Karei Theodorus van de Paltz tot herstel
van het Heidelberger wijnvat. Zie boven en van Loon III 381(1)
op het jaar 1667.
914. 1746. Gegraveerde eerepenning bij de promotie van Ja-
cobus Francken van het Gymnasium te Gouda in dit jaar. (Vergelijk
Vervolg no. 438.) Zilver verguld, 60 w. bij de Vries (1884)
no 1766 Mm. 61 ƒ 5 . - . (Zie Verv. no. 438 (1770), no. 473 (1772)
en Dirks (1813—1863) no. 137 en no 459-
915. 1746 Prijspen van het Amsterdamsch gymnasium, behaald
in de zesde klasse door Petrus Roobol, Out Zynde 13 jaa-
ren en 11 dagen. Cat. de Vries (1884) no. 1765. Z. 41 w. ƒ10.—.
(Zie Vervolg no. 29 van 1719.)
916. 1742—1746. Cat Hooft van Iddekinge. (1883) no. 3026 blz.
134. Zilveren munt (1689) van Ernst Willem graaf van Bentheim
(Z. 1 w) Kz. Glad geslepen en daarop gegraveerd in 12 regels:
1742 den 10 February is de heer Mattheus Lestevenon Abrahams
tot Captyn verkozen. 1746 den 19 February is de Heer Jan Hendrik
Cramer jun. tot Luytenant verkozen.
917. Inventaris ’s Hertogenbosch, blz. 1720- 14 Septemb. 1746-
31 Decb. 1746 ƒ 604-6-4. Gouden hieronder ƒ 45-2.
918. 1746. 12 Jan Op den zilveren bruiloft van Claudius
Hendrik van Herwerden en Hendrina van Bever en. {Navorscher VII
blz. 165 bij Dr. C. H. van Herwerden C.H.z.)
Vz. Eene vrouw met een palmtak in de linkerhand en beschenen
door de zon, zit bij eenige koopmanschappen (of een
rots) waarnevens de hoorn van overvloed ligt. Met hare rechterhand
offert zjj op een altaar waarop een ooijevaar is gebeiteld.
‘) Dit omschrift is niet vermeld in Revue 1861 p. 152.
a) Beschreven door Beierlein in zijn werkje over het leven en den
arbeid van F. A. Schega. (Munich. 1847.)