
235. 1720. Vroedschapspenning van Rotterdam. (Ven. no. 32 PI
ÏÏIblz. 40.) Ook afgebeeld bij J. H. W. Unger. De vroedschapspen-
ntngen van Botterdam (Motterdamsch jaarboekje, Eerste Jaargang 1888
no. 5 a en 55) die blz. 189 vermeldt: „Dat den 12 Februari 1720
door gebrek aan vroedschapspenningen door ‘de vroedschap machtiging
werd verleend aan heeren Burgemeesteren en Bekenmeesteren
tot het doen schroeven van eenige quantiteyt zoo goud als silvere
vroedschapspenningen.” Aan die opdracht werd voldaan en uit
de thesauriersrekening van het jaar 1720 blijkt, dat er voor dat
doel in twee posten aan Isaaq Westerveen f 5221 - 6 stuivers is
betaald.
Het blijkt niet wie dien penning gesneden heeft. De stempel
verschilt zoowel op voor- als keerzyii met den Rotterdamschen
vroedschapspenning van 1714. Vz. De plaatsing der scheepjes
eenigszins anders en het water door golvende lijnen aangeduid.
Op de Es. is verschil in de horens van overvloed en de overige
attributen en in plaats van MDCCXIV is MDCCXX te lezen.
In goud te Rotterdam in de Antiquiteiten-kamer van het Ge-
meente-archief. In zilver bij ons.
236- 1720 18 Juni- Inhuldiging der Staten van het kwartier van
Nijmegen in het hoog bewind van Kuilenburg. (Ven. no. 33 PI. IV blz
41-45) met de namen der leden Jac. van Bandwyk. J. de Cock, Adr.
van Lijnden, M. L, van Singendonck, A. van der Steen. P. de Book
en A. Vos. Bij Völcker no. 1375. Z. 153 w. ƒ 4 7 .— (Teyler).
237. 1720. Op de weigering van den Nederlandschen Staat, om
in het viervoudig verbond te treden. (Ven. no. 69. PI. VI. blz. 75-76 )
Ook bij v. Loon, Inleiding tot de Eedendaagsche Penningkunde, folio 67.
Zie Voorrede voor het tweede stuk van Vervolg blz. 5. J .H .L och-
ner, Sammlung Merkwürdiger Medaillen. 1741 V. Vorwort no. 4.)
238. 1720. Ter eere van Keizer Karei VI door Yperen geslagen.
Vs. Rechts gewend met de allonge paruik en lauwerkrans gedekt
borstbeeld, waaronder Ph. Roettiers f(ecit) (op drie regels)
Omschrift: Carolus VI Imperator Flandriae Comes. (Karei VI Keizer,
graaf van Vlaanderen.) Kz. Een nederdalende, groote arend,
die met zijne klauwen een hoorn van overvloed vasthoudt waaruit
vruchten en bloemen op de aarde storten. Omschrift: DICabat
CaesarI aVgVsto terrltorlUM Iprense. (Het gebied van Yperen
wgdde dit aan den verheven Keizer.) In de afsnede: Te sospite
copia-rerum. (Zoolang als gij behouden zijt is er overvloed.) •
Bevue 1871 p. 160-161 pl. V 3 (Goud) Pinchart p. 66 (5.) Piot
p. 58 (no.'541-548). Ook afgebeeld door Alph. van de Peereboom in
Essai de Numismatique Tproise, Bruxelles 1877, pl. O no. 1 en beschreven
p. 168-169.
239. 1720 28 Februari. Inhuldiging van Keizer Karei VIte Doornik,
geslagen op last van hét land van Doornik' 1) Vz. Rechts gewend
borstbeeld van Keizer Karei VI, gelauwerd en gedekt met
de allonge paruik. Daaronder Ph. Roettiers f(eeit.) Omschrift:
Carolus VIImper-ator. et. rex. catholicus. (Karei VI Keizer en roomsch
Koning.) Kz. Eene links gewende vrouw, gezeten, met beide
armen het wapenschild van Doornik vasthoudende. Omschrift:
DatüM In oCCasIone InaügUratlonls. (Gegeven bij gelegenheid
der inhuldiging.) In de afsnede: Status Tornacesii. Afgebeeld
in de Bevue de la Num. Beige (1852) pl. X en opgehelderd door B.
Chalon aldaar, p. 262-264- Tinchart p. 66 (6) Piot p. 59 no. 544-545.
240 1720 1 Januari. Inname van Messina. Vz. ? ? Kz. Gezicht
in vogelvlucht van eene sterkte. Omschrift: Vicisse decorum
est. (Overwonnen te hebben betaamt.) In de afsnede: StremKa-
lend:(arum) - Ianuar(iï). Bij Piot p. 59 no. 546-547.
241. 1720 18 Juli. Ontwerp van een Gelderschen gedenkpenning
op het temmeren van de qmestie tusschen de drie Kwartieren
van Gelderland over de provinciale quota. Vs. Het groote wapen
van Gelderland, gedekt met de hertogelijke kroon, verbonden door
een parelsnoer aan de wapens der kwartieren van Nijmegen, Zut-
phen en Arnhem. Opschrift: Concordia Gelriae salus. (Eendracht
het heil van Gelderland ) Kz. Een altaar waarop drie palmtakken
met een vaandel waarop een vogel (de kraan was het wapen van
den muntmeester van Gelderland Coenraad Hendrik Cramer (1714-
1723) en eene speer aan wier boveneind een weegschaal en sautoir.
Op een compartiment vóór het altaar Sicco v(an) Goslinga - Franc
(iscus) Fagel, Isaak Hoornbeek - Triumvir(atus) reb(us) - Gelr(iae)
aeqvand(us) XVIII Juli - MDCCXX. (Skco van Goslinga, Frans Fagel,
Isaak Hoornbeek, het driemanschap voor de schikking der Gelder-,
sche zaken, 18 Juli, 1720 ) In de afsnede T(oh.) B(ern) B(arckhuys.)
1) Tournaisis, Tornacesium petite province aujourdhui partagée
entre le Hainaut, la Flandre et le departement du Nord qui comprenait
65 villages ou hameaux et deux villes Saint Amand et Mortague,
cédeés a la France par le traité d’Utrecht 1713.