
tion de Méreaux {Grand 1878 Tomé I p. 71.) Op de Vz. te lezen
Apocal{ypsis) 14-13 boven de kruizelingsgelegde doodsbeenderen en
gelauwerd doodshoofd. (Gegrav.) Bij v. Duren no 2101 Z. 22 W.
Bom (April 1859) no. 1390, v. d. Noordaa no. 2194, de Boye no. 2593
ƒ 2 .— Kon. P. Kab. 1883 Aanw. blz. 159. Groot 37 Zilver.
191. 1711. Vz. Ter gedagten{s van Vrouwe Cornelia Clementia
Barchman Wuyttiers Zrilr Wede. van Zrilr de Br. Cornelis Blesen
geworden Moeder van 't Maagderihuys A°. 1692 den 27 Feb(ruary).
Kz. Monument, waarop haar wapen gevierendeeld geflankeerd door
twee met zeisen gewapende geraamten (1) Drie vertikale staven
(2) Kattekop (3) Lelie (4) Bloempje en Bid voor haar Ziel né 23
Novemb. 1657. Obit 7 Octob. 1718. Geg. Zilver groot 2,5 (Coll.
Dirks.) Kaan no- 1520, Cat. Arti 1880 no. 179, (Coll. Gr. A. Hei-
neken Stad Amst.) Völcker no. 1361 Z. 12.5 ƒ3.25. Bij Esdrê no.
102 ƒ 1.25 onjuist van Brachman. Moeder=Regentes, Bij Drekman
no. 1118. In Goud bij Bom 16 April 1859 no. 150.
Yroedschapspenningen van ’s Gravenhage. (>)
192. (Zonder jaartal.) Vz. Gekroond wapen van’s Gravenhage
op een console geplaatst, omgeven door een lauwerkrans en door
twee leeuwen vastgehouden.
Kz. Het Stadsbestuur (zegt v. Orden blz. 9) of de Stedemaagd,
geharnast, gehelmd en een roeispaan (als zinnebeeld van bestuur)
in de hand houdende, die aan de Gerechtigheid (kenbaar
aan hare twee in evenwicht hangende schalen) de hand reikt.
Daarboven Concordia. {Eendracht). In de afsnede: 8{enatus) C(on-
sulto) (Volgens raadsbesluit) Onder de voeten der Justitia staat
A. MEYER. Gr. 26 Z. Afgebeeld bij v. Orden pl. I (1) blz. 9.
193. (Zonder jaartal). Vz. Andere stempel dan Vz. 192, Justitia
is grooter, meer geelanceerd (zoude men zeggen): zij houdt
de schalen niet met nederhangende (zooals bij no. 192) maar met
opgeheven hand vast. Ook staan de beide figuren niet in eene
’) Bij v. Orden op 1716 doch eerst 24 Oclober 1718 werd het besluit
genomen om (op het voorbeeld van andere steden van Holland)
Vroedschapspenningen te doen maken. Meded van den heer A. J.
Servaas v. Royen, Archivaris.
weide maar op een vloer en de Weeding van beide figuren verschilt
zeer, want op no. 193 heeft de stedemaagd geen geschubd harnas.
Kz. v. Orden pl. I (2) Gezicht, in vogelvlucht, op ’s Gravenhage, Sche-
veningen, de Noordzee met een tiental daarin zeilende pinken.
In de afsnede boven het gekroond en tusschen guirlandes geplaatste
wapen van ’s Gravenhage in vier regels het opschrift:
Dcliciae comitum nume patrum
oracla recludens
Haga adytis T) batavi gloria
prima soli.
V. Orden blz. 9 geeft hiervan twee vertalingen:
’s Eage de hoogste roem van den Bataafschen grond, de wellust
der Graven, nu in zyn heilig huis de godspraken der raadsheeren
omvattende. Of wel anders :
's Hage {weleer) der Graven lust, is nu, als in zyne heilige zalen
de orakelspreuken der (beschrevene) vaderen bevattende, de hoogste
roem van den Bataafschen grond.
V. Orden blz. 10 zegt »De Kz. als die van no. 1 (ons 192) kom
ook voor met eenige veranderingen in het gezigt van 's Gravenhage.’
Er zijn dus eigenlijk twee dergelijke Haagsche vroedschapspenningen,
(a ) Vz. pl. I 1, Kz. pl. I 2. (5.) Vz. met Kz. 1 veranderd
en Kz. (2) ook wat anders, doch wij voegen hierbij nog een
derde.
194. Vz. Het wapen van ’s Gravenhage met gebogen schGd, rustende
op een acanthus {?) blad, in top met een daarop rustende
kroon, vastgehouden door twee leeuwen, de eene met links gewende
kop en uitgestoken tong brullende, de ander en face gekeerd.
Rechts op den bloemrijken achtergrond (waarop het schild geplaatst
is) leest men I. W. M. F(ecit). Kz. De Haagsche stedemaagd
even als bij v. Orden pl. I (1) iets grooter dan Justitia
doch zij is gekleed (zonder schubbenharnas) als op no. 193. Dus
zijn er drie stempels van deze voorstelling herkenbaar daarin:
(A 1) De zamengevoegde handen gezakt (A 2) Minder gezakt.
(A 3) Horizontaal gevat. (B a) Groote geschubde stedemaagd en
kleine Justitia. (B b) Ongeharnaste stedemaagd en groote Justitia.
(B c.) Groote ongeharnaste stedemaagd en kleinere Justitia. n Bij
a. weide-ondergrond, b. Smalle vloer c. Breede vloer. III. Andere
kleeding van alle figuren. 1
1) Afbeelding en tekst bij v. Orden hebben aditis.