
1719.
195. 1719. Prijspen der Latijnsche scholen te Amsterdam. (Ver-
vólg pl. IV no. 29 blz. 38). Aldaar, alleen «daarop het wapen van
Amsterdam in het Koper, onder hetwelk 1719.
196. 1719. Cat. Mr Jer. de Vries (1884) no. 1521 Z. 45 W.
ƒ 10.— met in het midden vier horizontale streepen = zijnde
voor de vierde klasse van de onderste (zijnde de zesde) af gerekend.
Bij dezen:
197. Van 1696 Aid. no. 1225 Z. 46 W. ƒ10.75. Prijspen voor
de derde klasse
198. Van 1746. Aid. no. 1765 Z. W. ƒ 10.—, behaald in de
zesde klasse door P etrus Roobolz, oud zijnde 13 jaaren en 11 dagen.
199. 1749. Aid. no 1861 Z.46W. ƒ10.— van de vijfde klasse.
Vrage: Zijn er ook met I I (of JL) van de beide hoogste klassen
of werd daarin geen concours van schoonschrijven gehouden en
dus geene zilveren pennen uitgedeeld ? Wagenaar Amsterdam VIII
(1765) blz. 671, zegt alleen: »Aan de beste schrijvers plagtenzilveren
schrijfpennen en aan de bekwaamste leerlingen boeken van
meerder of minder waarde, vereerd te worden: doch tegenwoordig
(1765) krijgen ze allen alleenlijk boeken tot prijzen.”
200. Z. j. Prijspen van de Latijnsche school te Haarlem. (Zeer
zeldzaam.) Bij de Vries (1884) no. 1522 Z 56 W. ƒ 10.—.
201. 1719, Ter eere van JJlrilc Zwingli en het tweede eeuwfeest
der Reformatie (Verv. pl. IV no. 30 blz. 38.) M Evldr. Zvmglivs
reformator en Inextinctum. Bij Welzl no. 15155 G. 11 Z. 7/32 L.
202. Borstbeeld Medaillon van Zwinglius, bij Völclcer no. 1363
Z. 6.5 met Verv. no. 30 ƒ 11.50.
'''"203. 1719. Als boven. Vz. Borstbeeld van de linkerzijde, met
omschrift: M(agister) Hvldr(icus) Zwinglius reformator als no. 201.
Kz. Opschrift in tien regels Luce evangelii duob(us) saecül(is) Cal-
lendis Jan(uariï) pure conservata, vota püblica Christo decreta Tig(u-
rini) MDCCXIX. (Het licht van de blijde boodschap gedurende
twee eeuwen zuiver bewaard zijnde, heeft men openbare geloften
(gebeden) gedaan (of gehouden) te Zurich op 1 Januari 1719. Welzl
no. 15154 J oh. Dan. Köhler historische Müns-belustigung. XXI S 57.
Hausch 998 G. 17 27/32 L. Cat. Jamiesson-Feyens Mm. 37 Z. 31 W.
v. Duren no. 2105 Mm- 35 Z. Salm no, 2298 Z. de Roye no. 2596
Z. ƒ2.50, v. Cleeff I no. 2658 Z. ƒ 2.75, Posthumus no. 809, de Vries
(1884) no. 1528 Mm. 36 Z. 21 W. ƒ 2 . - , Völcker no. 1362 door
H. J. Gessner gesneden Z. 22 w.
204 1719. Op de rust in Nederland! Vervolg HIno. 136 PL XV
hlz-135.) Vz Met borstbeeld van Karei VI en Kz. eXteDeLICIUM
beLg-lI De stempels (Piot no. 536-540) nog te Brussel.
205. 1719 2 December. Op het overlijden van Paschier Quesnel
die, zegt Wagenaar Amsterdam VHI blz. 96 (op gezag van C. P.
Hoynck van Papendrecht, Hist. der Utrechtsche Kerke blz, 88) vele
jaren te Amsterdam ten huize van den koopman Arnoud J oseph
de Brigode du Bois gewoond heeft en in ’t jaar 1719 overleden is.
Jöcher (in nomine) zegt, dat hij zich in 1685 naar Brussel bij den
heer Arnauld begaf en tot zijnen (diens) dood bij dezen bleef
want, „laat hij volgen”, in 1703 gevangen genomen te Mechelen,
ontkwam hij na eenige maanden en ging naar Amsterdam.
Vz. Zijn borstbeeld, en face, in geestelijk gewaad, het hoofd
met een kapje gedekt. Omschrift: Paschasius Quesnel - Paris(iensis)
Orator Presb(iter). (Paschier Quesnel Parijzenaar, Prediker, Priester).
Onder het borstbeeld Henr(icus) Luder fe(cit). Kz. Een
wierookvat, waarboven een driehoek uit de vlammen oprijst. (Meijer
zegt een smeltoven.) Omschrift: Igne me examinasti et non
inventa est in me iniquitas. Psal(m) 16 : 3 ') (Gij hebt mij met vuur
beproefd en geene ongerechtigheid is in mij bevonden.) In de
afsnede: Amstel(odami) o(biit) 2 Decemb(ris) MDCCXIX aet(atis) 85
mens(is) 4 d(ierum) 18: humatus VII ejusdem mensis in pago War
mondensi prope - Leyden. (Hij stierf te Amsterdam den 2 December
1719, oud 85 jaren, 4 maanden, 18 dagen: begraven den 7 ^
van dezelfde maand te Warmond bij Leiden.) Bij v. Orden no.
2794 Z. 44 w. als zeer zeldzaam ƒ 23.—, met inbegrip van een
brief van den Burgemeester van Warmond van 27 Mei 1844, de
begrafenis constateerende. In Kon. Penn. Kabinet Aanw. 1856
blz. 7. Salm no. 2300 Z. 54 w. (Dood van den priester van het
Oratorie te Parijs, hoofdman van de rigting der Jansenisten.)
Bij de Vries (1854) no. 1958 Z. 47 w. Köhler Deel XXI S. 57.
---206■ Als voren. Bij Renesse no. 29327 in brons. Vz. Borstbeeld.
Omschrift: Paschasius Quesnel presb:(iter) orat:(tor) natus) par:
') 16.3? Bij Meijer Aanw. t.a.p. heeft 163? In Psalm 17.3 „Gij
hebt mijn hart beproefd des nachts bezocht. Gy hebt my getoetst.
Gy vindt niets: hetgeen ik gedacht heb, overtreedt myn mond niet.