
1507. 1767. (Verv. no. 399 plaat XXXVI blz. 440-443) Oprichting
van de Maatschappij tot redding van Drenkelingen. Gesneden
door J. G-. Holtzhey. (Vergelijk Alg. Konst- en Letterbode
1848 no. 23 blz. 360) J, H a r t o g , (De Spectatoriale Geschriften blz.
328-333) zegt, dat deze Maatschappij den 24 Aug. 1767 tot stand
kwam. Het 50-jarig bestaan werd in 1877 gevierd. Het verslag
van den mede-directeur Mr. P. A. B r u gm a n (Amst. 1818) werd
vermeld in de Vadert. Letteroefeningen (1819) blz. 402 413. Zie
ook Geschiedkundige beschouwing der M. tot redding van Drenkelingen,
door J. A. K o o l . (Amst. 1854) 8<> VIII 126 en 302 blz. ƒ2.50.
(Vad, Lett. 1855 I blz. 289-291.) ')
1508. Als boven. (Latere stempel van no. 1507, zonder naam
van den graveur.) Bij Jer. de Vries (1884) no. 2057 Z. 18 w ƒ 2.25
en no. 2058. Afdruk van het zegel der Maatschappij in rood lak
en Cat. 'Tent. Amst. 1876 no. 1975 met vMeruit'’ in de inscriptie
gegraveerd.
- 1509. 1767. (Verv. no. 400 plaat XXXVI blz. 443-444.) Op de
Aankomst van Prins Willem V te Berlijn, bij gelegenheid zijner
Verloving (9 Septb. 1767) met Wilhelmina Prinses van Pruissen.
Gesneden door ( T h .) v a n B e r c k e l .
1510. 1767 4 October. (Verv. no. 401 plaat XXXVI blz. 444-
445.) Op het te Berlijn voltrokken Huwelijk van Prins Willem V
') Den 5 Maart 1768 behaalde C. A. Beverley, Chirurgijn te Breda,
de eerste medaille in goud van den prijspenning van de Maatschappij
tot redding van drenkelingen. (Verv. no. 399.) Jhr. Snoeck, Bijdragen
blz. 9 no. 216. De volgende vonden wij nog vermeld:
a. Aan J. Rubenkoning, Apothecar te Amsterdam. Goud 18 w. Bij
Jer. de Vries (1884) no. 2054 ƒ30.—.
b. 1779. Aan Nicolaas Valjée.
c. Aan Gerrit de Leeuw meruit Roterodami 1797. Z. (Coll. Dirks.)
d. 1797. Aan Berend Coenraad Voigting te Landsmeer Z.
e. 1801. Aan A. van Trigt Z. te Dordrecht, (d-e) (In kabinet .Smits
v. Nieuwerkerk aldaar.)
f. 1801. Aan v. d. Helm te Bergen op Zoom (Goud) 18 w.
g. Aan B. J. Barbach, (de Vries (1884) no. 2055 Z. 13 w. ƒ 1.50)
h. Aan J. Meijer te Amsterdam (Gat. Arti 1880 no. 1564) Z.
i. 1815. Aan P. M. van Holl, Grootebroek Z. 15 w.
van Oranje met Frederica Sophia Wïlhelmina Prinses van Pruissen.
Gesneden door (Th.) van Berckel. Vz. als Vz. van no. 400.
__^1511. 1767. Als boven (Verv. no. 4 >2 plaat XXXVI blz. 475)
zijnde no. 400 en 401 verkleind. Vz. met dit verschil dat bij no.
402 de mantel met een knoop onder den arm is opgenomen en
er voluit op staat T. V ( a n ) B e r c k e l . E z De jeugdige prinses.
1512. 1767. Als boven. (Verv, no. 403 plaat XXXVI blz. 475-
476.) Gesneden door G■ van Moelingen. De bustes accolés. (Zeldz.)
Bij Salm no. 2694 Z. 41 w De groote. Kleiner bij Posthumus no.
1155 Z. 19 w., v. Duren no. 2551, Bom (1873) blz. 89 Z.41 w no.
2011 (Mm. 44), no. 2012 Kleiner (Mm. 38.) Met ring 24 w., no. 2013
Mm. 37 Kleiner Z. 22 w., no. 2014 Z. 20 w.
_• 1513. De kleinere en ligtere vermeld blz. 446. * Bij Salm no.
2695 Z. 18 w.
^ 1514. 1767. Als boven. (Verv. no. 404 plaat XXXVI blz. 447.)
Gesneden door J. W- Marmé.
1515. Als boven. (Verv. no. 405 plaat XXXVI blz 447-448.)
Gesneden door J. G. Holtzhey.
1516. 1767. Als boven. (Verv. no. 406 plaat XXXVI blz. 448-
449.) Gesneden door A(braham) Jacob Abram ook Abraham, geb.
te Strelitz. Stempelsnijder in Stettin 1752, Koningsberg 1757 en
dan in Berlijn )760 f 1800.
1517. 1767 4 October Bij het huwelijksfeest. Draagteeken.
(Gekleurd.) 2 2) (Vervolg VI no. 409 plaat XXXVII blz. 1-2.) Eenzijdig.
')' Zij werden te ’s Hage op den 17/20 Maart 1768 geschonken. Zie
blz. 446. en zijn in het Museum van ’s Gravenhage voorhanden. Zie
Leeskabinet (1888) blz.. 168 over de Meiplanting aldaar met zinspeling
op het geven van dezen penning:
Waaraan de Schuttery steeds dankbaar zal gedenken
Is dese Mey geplant. Leeft lang doorluchte Vrouw
Gezegend met uw Prins! God geev’ u zulke looten
- Die door hun deugd den roem van Nassaus huis vergrooten.
2) (Alléén in ons exemplaar als steller van den tekst.)
Na de schampérige opmerking van den medewerker (?) Mr. L.Ph. C.
van den Bergh' (het eenige wat hij ten behoeve van het Vervolg VII-
X deed) „dat het wel een kermisprent geleek” zijn op de andere afdrukken
der plaat XXXVII de nummers 409-410 ongekleurd gebleven.