
Prinses van Oranje als Heer en Vrouwe der Baronye van Breda.
{Verv. no. 11^ pl. XIH blz 117) Gesneden door N. van Swinderen.
De Prins en Prinses in een zegewagen. Kz. Dezelfde voorstelling
en gelijk omschrift als no. 101 pl. X blz. 102. Ook bij T. E.
van Goor, Beschaving van Breda, blz. 196. Vgl. Eur. Merc. 1737
II blz. 229-230.
-'-"592 Als boven {Verv. no. 118 plaat XIII blz. 117 ) Kz. Een
pelikaan op haar nest zittende. Ook bij v Goor blz. 195-196,
Vgl. Europ Merc. 1737 ïï blz. 230.
592, Dezelfde penning, doch met bïlletten in het wapen van
Nassau op de Vz. (Versl. Kon. Penn. Kab. Aanw. 1875 blz 17 ’)
""'591- 1737 10 October. Op het eeuwfeest der verovering van
Breda door Prins Frederik Hendrik. {Vervolg no. 119. plaat XIH
blz. 118) Gesneden door N. van Swinderen.
Ég 595. 1737. Op het eeuwfeest van de Confrérie der Handbus-
schutters te Delft- {Verv. no. 120 plaat XIH blz. 118-119.) Gesneden
door M. Holtzhey Ook afgebeeld en beschreven in de
Beschrijving der feestviering voor de leden der Bélftsche Broederschap
alleen gedrukt.
596. Z. J. Eerepenning voor den Schutters-koning te Delft.
{Verv- no. 1121 plaat XIII blz. 119-120.) De oude stempel door
Mr. Gérard van Loon ontworpen nadat een oudere stempel in 1717
was gebroken. Hierbij Insigne met lint. Zvg. bij de Groot-Kooiman
(Febr. 1888 no. 1151.)
597. Z. J. De nieuwere stempel in 1792 gesneden door J. G.
U{oltzhey.) Vz. Op den rand der afsnijding, rechterhoek, is die
naam, flaauw zichtbaar, gesneden. Tot in 1820 werd de laatste
schutters-köning daarmede begiftigd.
-" 593. 1737 l Mei. Op het planten van Meiboomen door de
Schutterij van ’s Gravenhage.* 2) {Vervolg no. 122 pl.XHI blz. 120-
122) Gesneden door M. Holtzhey. Cat. Holtzhey blz. 15-17 no.
22. Europesche Mercurius 1737 I blz. 172-173. Bij de Roye no. 2744
') In de Revue delà Hum. beige (1871) p. 341 leest men dat de
heer Brichaut in de Réunion extraordinaire de la Société royale de
Numismatique du 14 Mai 1871 heeft ter tafel gebracht : Une médaille
d’argent de l’inauguration du prince d’Orange, comme seigneur de
Breda, en 1737, échappée aux recherches des continuateurs de van Loon.
2) Een Meiboom door J. Margadant, Haagsche Stemmen, no. 48
(28 Novb. 1891.)
Z. ƒ 7.50 met op den kant: Ter gedachtenis doe Pieter de Gelleke
was Luytt-
^-599, 1737. Legpenning, om hare vroomheid en weldadigheid,
ter eere der Landvoogdes Maria Elisabeth. Gesneden door R{oet-
tiers) {Verv. no. 124, plaat XIII blz 123.) P iot, Coins no. 625-
627 gr. 33 Mm.
600. 1737. Legpenning der magistraat van IJperen (gr. 31 Mm.)
Links gewend borstbeeld van den Keizer, met korte haren en gelauwerd,
daaronder B{oettiers) Omschrift: Carolus VI Imp{erator)
Flandriae Gomes. (Karei VI Keizer, graaf van Vlaanderen.)
Kz. Leeuw, links gewend, eene zuil torschende en het wapenschild
van IJperen vasthoudende Omschrift in parelrand: Calcu-
lus civitatis iprensis- In de afsnede : 1737. (Piot no. 623-630.)
601. 1737. Zéér groote penning. (Mm. van Gelder 42) met bóttere,
gegraveerd, in zilver, in 1878 in het bezit van de familie
Aarts Janssen in het Hotel den Engel te ’s Hertogenbosch.
Voorzijde. Een naar de rechterzijde gaande man, in de kleeding
des tijds, met een (bedeelings)hoek onder den arm en een stok in
de linkerhand- Daaronder: Martinus Schoemakers out / 55 jaare
Ouderling / den 6 Augusti 1737. Daarboven: EX MULCTIS. (Uit
de boeten) tusschen drie cirkels. Keerzijde. Dezelfde man brood
uitdeelende aan eene oude vrouw en eene jonge moeder, die haar
kind op den rug draagt, Achter den ouderling een oud man
(krijger met veer op den flaphoed) met één been en op twee krukken
steunende. Onderschrift: Hetgeen gy aan den armen doet /
werd u altyd dobbel vergoet. Bovenaan tusschen drie cirkels:
OMNIA PAUPERIBUS. (Alles voor de armen.) ')
602. 1737. Loth’s geschiedenis. Penning van 1737. Vz. Een
engel geleidt een ouden man met staf in de hand, eene vrouw
met een spinrok en nog eene vrouw {Loth met zijne beide dochters).
In het verschiet achter hen Loth’s huisvrouw in een zoutpilaar
veranderd. Surgite & egredimini de loco isto q{uia) delerit
d{omï)n{u)s civitatem ham. {Gen. XIX vs. 14.) (Maakt u op, gaat
uit deze plaats, want de Heer gaat deze stad verderven.) Kz. Man
{Loth) en vrouw (zijne eene dochter) tusschen een paar (druiven)
boomen gezeten. Loth heeft een flesch in de handen. Voor hen
’) In dubbele afteekening welwillend medegedeeld door Jhr. M. A.
Snoeck, (thans te Hintham bij 's Bosch) 22 Septb, 1878.)