
642. 1739. (Verv. no. 141 plaat XVI blz. 139.) Vroedschaps-
penning van ’s Hertogenbosch. Bij Palier no. 52, Jhr. Snoech no.
54- Vz. als Snoech no 14. Kz. als no, 16. doch in de afsnede, in
plaats van S. C aldaar 1739. Kz. ook afgebeeld bij v Orden pl.
XX no. 18.
643. 1739. Als boven bij Palier no 51, Jhr. Snoech no. 53. Vz.
Het gekroonde stadswapen, tusschen twee staande wildemannen.
Boven: Vincat Amor Silvae, als Palier no. 1, Snoech no-1, doch van
anderen stempel. Vz. als v. Orden pl XX no. 19. Kz. Het Stadhuis,
daaronder lofwerk, ter zijde S. C. Boven: Praesentes Curia poscit.
Als Palier no. 3, Snoech no. 3. Kz. bij v. Orden pl. XTX no. 6.
644. Inv. blz. 1695 24 Jan. tot 24 Novb. 1739 /9 4 3 -1 6 -8 .
(Gouden en zilv. penningen) en dan nog voor het snijden van ho-
peren penningen voor de geaffecteerden van de brandspuyt.
645. 1739. (Verv. no, 142 plaat XVI blz. 140.) Ter eere van
de Landvoogdes der Nederlanden Maria Elisabeth. Door K(oettiers.)
P iot, Coins no. 634-636.
« 646. 1739. Legpenning der Staten van Namen. Vz. Leeuw
in een gekroond schild, dat door twee vuurstralen met vonken geflankeerd
wordt. Omschrift: Iets des étatsdeNamur 1739 inparel-
rand. Kz. Wapenschild van Grave in een cartouche, vastgehouden door
twee leeuwen en gekroond, liggende op eenen hermelijnen mantel.
Omschrift: Charles prince de Gavre gouv(erneur) et cap.(itaine) g(ê)-
n(êrd)l du pais et comtê de Namur. In parelrand Bij Piot, Coins
no. 637-638. Revue 1&76 pl. X no. 47 p. 162 (tiré p. 65) door
Graaf Maurin Nahuys.
647. Tweede nazien van de Geldersche munt te Harderwijk,
als Vervolg no. 179, Pl. XIX van het jaar 1743 doch deze van 1739.
Voorz. Rechts rijdende ruiter. In de afsnede het wapen van
den muntmeester Hembergen. Omschrift: Tutissima- mutua de-
fensio, (De onderlinge verdediging is de veiligste.) Keerz. Onder
het wapen van Gelderland: Ex auct:(oritate) Curiae et Cam:(erae)
Rat(ionum)- B (ucatus) Gelr.(iae) et C:(omitatus) Zutp:(haniae) per
dele-gatos et rei mon:(etariae) triumv(iros) negotiis praef:(ecturae) Mo-
netae - iterum felic (iter) exam:(inatis) ordinarium / (hoe donum hierbij
te lezen) Harderovici *) 1739. *) (Op gezag van het Hof en
de Rekenkamer van het hertogdom Gelderland en het graafschap
Zutphen door de gemachtigden en het driemanschap voor de zaken
van het muntwezen, de zaken van het beheer over de munt,
m
ten tweeden male, onderzocht zijnde, is dit het gewone (geschenk)
in 1739 te Harderwijk gegeven.) Vgl. Verv. stuk II no. 98 blz. 99 en ook
eenigzins stuk I no. 43 blz. 49 en vooral IH no. 179 blz. 171-172.
W. J. deVoogt (Gelderland) blz. 65. Cat, de Roye blz. 93 no. 2595 Z.
/16.-, Keer no. 2832 Lood, de Vries (1884) no. 1678 Mm. 38 Z. 23 w. f 6.-.
648. (Op 1739.) Bij de Vries (1384) no. 1679 Mm. 37 Z. 32 w.
ƒ 3.25. Vroedschapspenning van ’s Gravenhage. Door N- v(an)
S(winderen). Bij v. Orden pl I no. 3 blz. 10. Vergel. de Riemer II blz. 93.
--649. Ter eere van den dichter Arnold Hoogvliet. Verkocht in
1884 (Cat de Vries (1884) no 1682 Z. 794 w ) voor ƒ 320.— Mm.
153 grooter dan (doch gedreven) „La plus grande médaille qu’on
ait jamais frappée. Revue 1867 p. 437-439 pl. XVI en aldus door
Mr. Jer. de Vries Jerz. t a. p . beschreven.
Kapitale en bijzonder fraaie gedenkpenning vereerd aan den
dichter Arnold Hoogvliet door David van Mollem, wegens het vervaardigen
van zijn Hofgedicht: Zyde balen ') zijnde de lustplaats
van van Mollem, nabij Utrecht.
Vz. Het gelauwerd borstbeeld des dichters, Uitmuntend en haut
relief gedreven. Omschrift: MDCCXXXIX Arnold Hoogvliet
Aetat. LH!.
Kz. Onder twee lauwertakken, op welke een eikenkrans ligt:
Kusch, Utrecht! in dit Beeld, den Maro onser dagen,
Ben Aartspoëet der Maas ’) wiens liefelyhe tong
Boor Nasoos geest bezield, de Roomsche Feesten3) zong;
En Terah's vromen Zoon 4) voerde op den zeegewagen ;
Ben grooten Hoogvliet, die, in vondryh Hofgedicht
U aan van Mollem’s deugd voor eeuwig houd verpligt
1739. S. F(eitama.)
Aan den voet het wapen van Hoogvliet, zijnde een rots waar- *2 3 4
’) Zyde balen. Hofdicht met pl. (Delft 1740). Zyde Balen te U-
trecht. (Met twee platen) door C. K r am er , ütrechtsche Volhsalmanah
1851. (Gesloopt in 1819) blz. 38-57.
2) Arnold Hoogvliet, geb. te Vlaardingen 3 Juli 1687, tafelhouder
bij de Bank van Leening aldaar en f ald. 17 Oct. 1763.
3) P. Ovidius Naso, Feestdagen in dicht vertaald. Delft-Rott. 1719
(herdruk Rott. 1730)
4) Abraham de Aartsvader, (Rott. 1727) zijn meesterstuk, (12de
druk, bezorgd door B. ter Haar (Nijm. 1841.)