
een bundel gedichten, bij die gelegenheid vervaardigd. Gedrukt
bij Adrianus Boud te Amsterdam (1738, 34 blz., quarto.) * 2)
Voorzijde, De man in antieke kleeding en de vrouw in dat der
Vestaalsche maagden, geven elkander bóven een altaar, prijkende
met een L en waarop twee zamenverbonden harten zijn geplaatst,
de rechterhanden. Deze vereenigd dragen een oranjeboomstam
waaraan vier bladerlooze en drie looftcikJcen. De linhsche met de let«
ters E. B. op een vrouwelijk schildje heeft vier vruchten; de middelste
met een mannelijk schild met de letters F. HJéllenbroek)
en de reehtsche loot, met een vrouwenschild, met de letters A.
R (uysch) hebben geene vruchten. Het alziend oog bestraalt dezen
groep. Links van het altaar het wapenschild van Hellenbroek,
van zilver, waarin een nieuwerwetsch slot of landhuis tusschen
twee hoornen. Rechts het wapenschild van Ruysch, v^n zilver,
waarop een roos van keel. Omschrift: Isaac Hellenbroek en Anna
Ruysch. In de afsnede: Vereenigt den VIII Juhj MDCLXXXVÏÏI.
De liefde koest’ren met elkaar
De veldfluit, harp en cithersnaar.
Die 's kunstenaars naald in H bywerk vlegt,
Zyn zinnebeelden, dat deze Echt
Door liefde en eendracht werdt gesierd
En nu met bly gejuich gevierd;
De slang verbeeld zyn’ jaren-lcring,
En ’t vruchtgewas zyn’ zegening.
De Dankbaarheid, die zich tot God
Verheffen moet om zulk een lot
Wordt op deez' Penning niet vertoond,
Omdat ze in ’t hart der Gaden woont.
ABRAHm. de HAAN de JONGE.
2) De verzen zijn van den zoon F. H. H e ll en bro ek , van denkleinzoon
N. D. S H e n d r .z( oon) , van G. W . van d e r W aas, Predikant te
Westwoud enz. Hierin wordt gezinspeeld op den hoogleeraar Fredrik
Ruysch, die zijn gouden bruiloft met Maria Post op 4 December 1711(*)
vierde en op Abraham Hellenbroek (toen reeds, 1738, overleden) in
leven predikant te Rotterdam. Verder van N. N. U it V r ie n d sc h a p ,
van P. Z. V. I. H., van W. V. T inge, van F. V. S. D. J. en N. N.
(*) f 24 Decb. 1731 dia de oudate arta van geheel Europa, Hoogl, in de Ontleed-
en Kruidkunde enz. enz.
Keerzijde. Tusschen een engelenkopje met lofwerk en twee door
een slangenrond vereenigde brandende toortsen, liggende op lofwerk
: Ter / gédachtenisse / van de / vijftigjarige trouwdag / van /
Isaac Hellènbroek j en / Anna 'R u i j s c h / gèviert in Amsterdam /
den VIII July MDCCXXXVIII.
638. 1738. Begravenispenning van B{è) Jonge (Jout. Heere. en
Molenbuert te ’s Gravenhage, in de lijst der buurten aldaar van
het jaar 1795 als no. 8 Goudleerhuysbuurt genaamd.1) Mededeélingen
van de Vereeniging ter beoefening der geschiedenis van ’s Gravenhage,
’s Hage 1863 I blz. 196 en aldaar I blz. 56-59. Het Gouden Leerhuis.
Vergelijk J. van Lennep, Iets over een byzonderen tak van ny-
verheid in de 17de eeuw■ {Volksalmanak 1868 blz. 112-127.) 2)
639 1738. Ovale gegraveerde penning op het overlijden van
den Eerw. P. van Putthem te Amsterdam. Bij Bom (1873) blz 74
"no. 1611. Mm. 56 en 49.) Brons.
640. ' 1738 11 Novb. Ter Gedagtenis van Vrouwe Johanna Elisa-
beth Blesen, Vrouwe van de Werve, Huysvrouw van Godefridus Grom-
hout, Heere van de W erve, geworden moeder van het Maagdenhuis te
Amsterdam. A°. 1719 den 1Ö Novemb. Bij Esdré no 117 Z. ƒ 6 .—,
Becker no. 1365 Z, 40.5 w. ƒ5.25, Kaan no. 1554 Gr. 28 Z. 13.5
w., de Roye no. 2755 Z. ƒ 4,75, Bom (1873) no. 1609 Mm. 40 K.,
Cat- Arti (1880) no 1720 met opgave der Vz. alsboven en Kz.
Graftombe enz. met inscriptie né 23 August. 1795 obiit 11 Novemb.
1738. (Inzender J. A- Alberdingk Thijm aldaar.)
1739.
641. 1739. Op de beide Paltsgraven van den Rijn Christiaan IV
en Frederik, gebroeders, de Hoogeschool te Leiden verlatende.
Gesneden door V(estner). {Verv. no. 140 plaat XV blz. 138-139.)
Ook bij J. H. Lochner, Sammlung Merkw. Medaillen (1741) S. 1.
’) Zie in Revue de la Numismalique Beige (1859) p. 511-512 no.
47*. (Afdruk p. 22) ons Souvenir de la Haye.
2) Op een verbazend langen titel te vinden in de Navorscher X
(1860) blz. 150, van een geschriftje van 1644 komt voor F rancois Ma*
rynis O l ia s , Clarenes van Mechelen, sïlvere ende goude Leermaecker
en de groote antiquar C h a r l e s R oach S mith bericht in zijne Collec-
tanea Antigua (1857 Vol. IV p. 123-124) dat de laatst voorkomende
manufacturier van dit artikel was Hordeguin te Parijs, omstreeks 1760.