
Deze, ook wat de groepering betreft, prachtige penning is in
het Kon. Penn. Kab. Bij Posthumus no- 1001 Mm. 78 Z. 119 w.
Navorscher VI (1859) blz. 258 met oningevulde naam Regületh en
groot 8 duim doorsnede bij E, C. v. B.
1028. 1747 20 Mei. Zilveren bruiloft van Jan van Es en Leem
van Bochelen. (Navorscher VII (1857) blz. 33.) (Kon. P. Kab.
Aanw. 1882 blz. 21.) Ingesneden op een algemeenen penning van
Holtzhey. Vs. 1747. Kz IAN van ES en LEENA van BOCHELEN
GETR. BOTTERD. 20 MEY 1722. Z. gr. 27
1029. 1747 30 Juli. Op den zilveren bruiloft van Eerman Stoo-
pendaal en Maria Stulen. (Ingesneden.) Cat. Noord Br ah. Gen.
blz. 103 (2) ’)
1030. 1747. Prijsp. van het opvoedings-collegie van C. Kempf
Bij de Vries (1884) no. 1819 Z. 3 w. ƒ0.30.—.
1748.
1031. 1748. (Verv. no. 253 pl. XXV blz. 254-256.) Op het
Nieuwe Jaar. Familiepenning ter eere van de vijfjarige Prinses
Carolina, dochter van Prins Willem V. Gesneden door Holtzhey.
Gr. 20 Z. Bij P. Smidt v. Gelder no. 3910 ƒ ll—.
1031. * Bij de Vries (1884) no. 1823. Grooter dan no. 253. Op
den ongescheurden stempel geslagen. Z. 28 w. Mm. de Vries 41
ƒ 2.25, v. Cleeff I no. 2898 Z. ƒ 2,75.
1032. Als boven. Kleiner. Gr. 17. Z. no. 3911 ƒ0.50 (9 w.)
v. Cleeff I no. 2899 Z. ƒ 0.90, de Vries (1884) no. 1824. Mm. 30 Z.
9 w. ƒ 0.70.
1033. Als boven, nog kleiner. Gr. 14 Z. 4 w. no. 3912 ƒ0.40.
v. Cleeff Ino- 2900 Z. ƒ0.40, de Vries (1884) no-1826 Mm. 21G. 2.5 ƒ3.75.
^•1034. Nog kleiner, jjj no. 2901. 2 w. Goud ƒ 4.50.
1035. 1748 28 Februari. Op den zesden Verjaardag van Prinses
Carolina. (Vervolg no. 274 plaat XXVH blz. 286-288 * 2) door N.
van Swinderen.
1747 10 Septb. Zes Delftsche borden gemerkt J. P, K. en A. P.D,
W. d. 10 September 1747. Ter gelegenheid van het huwelyk van
Jacdb Pietersz Kodde en Aukje Pieters de Wit. (Cat. Tent. te Zaandam
no. 638. Inzender Klaas Does te Zaandam.)
2) Blz. 287 regel 13 v. b. staat „het behoud van Griekenland
lees : van Troje. (Zie Gids 1841 blz. 329.)
8 Maart 1738.
Op de geboorte van Prins Willem Y.
1036—1039. Vier zilveren penningplaten door G. van Moelingen
met borstbeelden van prins Willem IV, prinses Anna, den graaf
van Buren en prinses Carolina. (Kon. P. Kab. Aanw. 1873.)
(Nergens elders beschreven.)
1040. Gesneden door G. van Moelingen, stempelsnijder aan de
Geldersche munt. Beschreven en afgebeeld door Alex. Pinchart
in de Bevue de la Numismatique Beige (1871) p. 76-77 pl. IV (4)
Vz. Eene vrouw, de maagd van Nederland, in een zetel voor
een tafel met een geborduurd kleed bedekt en waarop een opengeslagen
boek ligt, gezeten. Omschrift niet ES (zooals de tekst
en afbeelding hebben) maar SPES patriae VHI Martii anno
MDCCXLVHI. (De hoop des vaderlands, 8 Maart 1748.) In de
afsnede: G. V. M. F(ecit.)
Kz. Een oranjeboom met twee looten; daarnaast een afgehouwen
stam en ondergaande zon bij een water in een aangenaam
landschap Omschrift: Surculus ex caeso trunco sic prodet uterque.
(Zoo spruit een tweeledige tak of spruiten twee takken (Carolina
en Willem) uit den afgehouwen stam.) (Groot 24 Mm. v. Gelder.)
Leidsch Kabinet (Novb. 1862) Gr. 35 Z. 14) w. (Sporen van een
stempelbreuk.) Zeer zeldzaam. ')
1041. Als boven. Geldersche Leycester Stooter waarop gegraveerd
:
1748.
d' Orange stam
Een spruyt van kwam
den 8 Maart
Een soon seer waert
Hy laeft syn dorst
Aan ’s moeders horst.
Godt wil hm geven
') Misschien ook, zegt Prop. v. d. Chijs, was de min juiste voorstelling
van den staanden oranjeboom, terwijl het omschrift van een
caesus truncus melding maakt, oorzaak dat de stempels niet andermaal
gesneden zyn geworden.