
64 REPERTORIUM.
336. Armenpenning van een Godshuis te Dordrecht, onder het
bestuur van Mr. Abraham Pompe van Meerdervoort. (Coll J ■ A
Smits van Nieuwerkerk aldaar.) Yan 1737, 1741, 1745 enz. later te
vermelden.
337. Begravenispenning van ’s Gravenhage van den Suyt Ongel
Bvert. Dirks, Revue 1859 p. 509 no 43. Afdruk p. 20 no 43.
1726.
_- 833. Legpenning hij de inhuldiging van Maria Elisabeth, Gouvernante
der Nederlanden, te Brussel geslagen. Gesneden door
R(oettiers) (PhiHppus f 1732 te Antwerpen.) De stempels zijn nog
te Brussel- (Piot Coins no. 563-566). Ook afgeheeld in J. D.
K ö h l e r , Münzbelustigung Vol. XV S 257 (1) Vervolg pl. IV no. 47
blz. 52. (Niet door Dugniolle opgenomen.) Zilver en brons. Bij
P. Smidt v. Gelder no- 3708 Z. 10 w. ƒ 2.—.
339. Regeringspenning van Amsterdam met de wapens der in
het jaar 1726 aldaar regerende vier burgemeesters, hoofdofficier
en negen schepenen. * 1) Gesneden door H. Luder cum privilegio.
’) Vz. De wapens der stad (oud en nieuw) en der vier-Burgemeesters.
1. Egidius van Bempden. Doorsneden : boven van sabel? met een
halven opvliegenden arend van goud, beneden doorsneden: links van
keel met vijf (3.2) getinneerde kleine faasjes van goud, rechts van keel
met een groote getinneerde burgpoort van goud.
2. Mr. Jan van de Pol. In goud een zwarte dwarsbalk vergezeld
van drié roode ruiten. Zie Mr. P. A. J. van den B ra n d e l e r . De wapens
van de Magistraten der stad Amsterdam sedert 1306 tot 1672, Amst.
1890 blz. 121.
3. Mr. Jan Six, Heer van Hillegom en Vromade. In blauw boven
aan twee zilveren wassenaars en aan de schildpunt een zespuntige
zilveren ster (Aid blz. 139).
4. Mr Willem Munter. Gedeeld: I. in goud eene uit de deellijn
komende halve zwarte adelaar; II. gedeeld a. in blauw een zilveren
kruis b. in zilver drie zwarte kepers (Aid blz. 141).
Op de Ez. de wapens van den hoofd-officier
Mr. Wigbold Slicher, Goud doorsneden met een faas van keel, daarboven
: drie hoefijzers, au naturel: daaronder: een molenijzer au naturel.
En der negen schepenen :
(Verv. pl. V no. 48 blz. 52-53) Bij P. Smidt v. Gelder no. 3709 Z.
12 w. ƒ 5 .—, de Vries (1884) no. 1561 — ƒ2.50. Voleker no. 1385
Z. 7.5 w. ƒ 5 . - , de Boye no. 2643 Z. ƒ 8 .—.
339. Opening der muntbus van Dr. A. 11. Feith, Muntmeester
te Harderwijk, geslagen in 1726. Hoogst zeldzaam en onbekend
in natura gebleven aan W. J. de Voogt, Geschiedenis van het Muntwezen
(Deel I) Gelderland. (Amst 1874) 4°. blz. 62 en 164- Stempelsnijder
was Jan Bernard Backhuysen. Geslagen te Utrecht door
den muntmeester Roermond „die geen geld pretendeerde voor het
maken der medailles, aan denselven gezonden een anker wijn f 25.-.”
340. Stadhuispenningen van ’s■ Hertogenbosch. Vz. De platte grond
1. Ferdinand van Collen, den Jonge, Heer van Tienhoven. Gedeeld
: links van goud met den halven zwarten adelaar, rechts van
. . . ? met drie kepers van . . . ?
2. Mr. Gërard Bors van Waveren. In goud een roode keper vergezeld
van drie liggende roode kruisjes, (Aldaar blz. 144.)
3. Mr. Joan de Witt. Doorsneden a. in blauw eene opvliegend
zilveren duif met een groen klaverblad in den bek; b. in blauw een
zilveren keper vergezeld van drie zilveren klavers.
4. Jan Reael, Vrijheer van Vreeland, gevierendeeld (1 en 4) in
blauw drie rechtop geplaatste zilveren guarelen geplaatst (2 en 1) 2
en 3 in zilver een naar rechts gewende roode hertekop waarvan de
rech'erhoorn is omgeven van eene goude kroon.
5. Daniël de Dieu. Van . . . ? waarin een vogel met uitgespreidde
vleugels van . . . ? zittende op een keper van . . . ? omgeven door
drie sterren.
6. Mr. Willem Bugs. Van . . . ? doorsneden door een keper van
. . . ? beladen met vijf bolletjes (?) van . . . ? boven : 2 en beneden
1 besant of bol.
7. Mr. Joan Fontaine. Gevierendeeld. (1 en 4) van . . . ? met
een opvliegende vogel (2 en 3) van. . . . met een vogel op een kruk
zittende.
8. Jan Lucas Pels, Heer van Hoogeland, Gevierendeeld: (1 en 4)
van . . . ? met een ster van . . . ? (2 en 3 van . . , ? met een St.
Andrieskruis van . . . ? •
9. Mr. Dirk Trip. In rood drie antieke gouden muilen, geplaatst
(2 en 1). (Aid. blz. 148).