
278. 1721. Zilveren penning, groot 38-, zich sedert 1887 (April)
bevindende in het Kabinet van den heer J. A. Smits van Nieu-
werkerk te Dordrecht. Gedreven.
Voorzijde■ Een kind en buste dat een *krans aanbiedt. Het gewone
omschrift (in drukletters) (volgens Coll. Dirks) i s :
De beste Vrucht Die Thuwlick Baart
Syn Kind’ren Vroom En Goet V(an) Aart,
doch alhier is ingesneden binnen den rand (38-35), die weggenomen
is, zeer ruw, het volgende:
NICOL HEEKE IACOSOON IONCKER 'VAN MEWEN-
HEYNSBERG. STERFT 1690.
Keerzijde. In plaats van het naast elkander gezeten liefdespaar,
waarvan de man een brandend hart aan de vrouw aanbiedt en in
stede van het omschrift (in drukletters):
Myn Lief ontfangt Myn Brandent Hert
Dat V Op Trou Gegeven Wert
ziet men drie aan snoeren hangende, hoog opgedreven wapens, te
zamen, van boven, door een knoop vereenigd.
1. IAriks voor ons dat van Hynsbergh, met links gewende klimmende
leeuw. Het schild gedekt met de getakkelde, gewone kroon (als
of het dat van Holland ware) doch op een lint daaronder leest
men Hynsbergh 1140. (Ingesneden.)
2. In het midden het door een gravenkroon (met dertien parels
v. d- Bergh pl. V no. 122) gedekte wapenschild van Hijnsberg of
Heijnsberg') met een surtout wapenschildje, (drie eendjes (2enl)
links gewend). Het onderschrift (zeer ruw ingesneden) op een lint
is : 1358 Mewen van Hynsbirg 1690. (J. M- Balen, later te vermelden
heeft 1676)
3. Rechts hetzelfde wapen als het eerst beschreven doch zonder
surtout wapenschildje, gedekt met dezelfde kroon. Op een lint
1721 Soon van Hynsbergh.
Op een lint boven de kroon is ingesneden : *1
„midden werkzaam geweest, hun dus ten volle bekend en geliefd ge-
„worden; hij aanvaardde in 1718 het leeraarsambt en kweet zich van
„die taak tot zijnen vroegen dood in 1721.”
1) a. Gevierendeeld. (1 en 4 zes gedeelde horizontale fasen. b. Twee
vertikaal geplaatste haringen ? (2 en 3) de links gewende klimmende
leeuw.
Qui non potest sperare desperet nihil.
(Die niet kan hoopen, dat hij volstrekt niet wanhoope).
Deze Keerzijde is afgebeeld bij Matthys Balen, Beschrijvinge van
Dordrecht (1677. (4°.) blz. 1123) die er de jaartallen op leest van
1140, 1325, 1358 en 1676 en zegt dat deze penning behoort tot
het geslacht der heeren Mewen uit den huize van Hynsbergh. De
penning, blijkens de jaartallen 1690 eh 1721 is later bijgesneden.
1722.
-- 279. 1722. (Verv. v. Loon no. 42. Pl IV blz. 48.) Verkiezing van Prins
Willem Karei Hendrik Friso (niet Prins Willem TV zooals Vervolg blz.
48 te lezen staat, dit werd de prins eerst in 1747) tot Stadhouder
van Gelderland en Zutphen, gesneden door Christiaan Wermuth
(Stempelsnijder in Gotha 1688 f1739). Bij P. Smidt v, Gelder no.
3698 Z. 87? w. ƒ 1 6 .- de Vries (1884) no. 1545 Z. 87 w. ƒ 1 0 .- .
280. Zeldzame bronzen penning op de verheffing als boven, geheel
verschillende van dien in het Vervolg op v. Loon no. 42 afgebeeld.
Vz. Breed borstbeeld met lang golvend hoofdhaar doch
hier van de linkerzijde gezien terwijl het t. a. p. van de regterzijde
voorkomt. Op de Kz. in plaats van een berg is ter zijde van den
leeuw eene zee afgebeeld. De regels van het schrift in de afsnede
zijn anders afgedeeld en men leest er Geldriae in plaats van Geldt.
In no. 279 was aanvankelijk een X in het jaartal vergeten en is
die later ingeslagen, hier zijn de beide Xen even groot.
■- 281. 1722. Oprichting der Compagnie te Ostende. Vz. Halve
buste, gedrapeerd en gelauwerd, gepruikt hoofd van Keizer Karei
VI, rechts gewend, daaronder B(oettiers). Omschrift: Carolvs VI
Bom. Imp. dvx Brabantiae c(omes) Fland(riae). (Karei VI Roomsch
Keizer, hertog van Braband, graaf van Vlaanderen). Kz. Bellona
staande aan het strand, en een vertrekkend schip beschermende.
In de afsnede: Strena 9alend(is) Januar(iis) 1722. (Geschenk op
1 Januari 1722.)
Omschrift: Bestavrata et protecta.
(De zeevaart) hersteld en beschermd.
Bij Dugniolle no. 4892. P. Smidt v. Gelder no. 3697 K- ƒ0.50.
Piot no. 552-555. (Module 31 millimètres.)
282. 1722 8 Sept. Kroning van Keizerin Elisabeth Christina,