NEDERXANDSCHE INSECTEN*
BËSCHR.EEVEN e n a p g e b e e l d .
D E R D E D E E L .
jS £ S® ® a S IS® !S 6® S K S® ® @ !S ^ $ i'S i.’S ! S ! S !® ® s s * E ^
EEN-EN-DERTIGSTE, TWEE EN-DERTIGSTE en
DRIE-EN-DERTIGSTE VERHANDELING.
O V E R D E
NA CHT - V L I N DE R S .
van bet T w e e d e G e z i n der E e r s t e B e n d e .
M G R Ö O T E N A .C H T -P A A U W -O O G .
P . H L Tab.. X X X I. X X X IL X X X III.
groete Nacht-Pteuw-Oog Vlinder, door den Ridder
ï L in n ^ïu s genoemd P'avoma major, is wel' onder d i t
MslGStStffliï E ur0P^Iie Vlinders, Buiten alle tegenfpraak, een van de
SBP«sa^fljff grootften, zö niet Je altergroorfte, in deszelfs ftaat ais
Rnps daarentegen, overtreft onze' tegenwoordige niet de Rups van de
Doodshoofd Vlinder (Xtrópos), (hvant d'eeze is grooterj doch als Vliff-
d e r , aanmerkeiyk veel. Reeds in het Eerflie Deel' van dit Werk, in
het Vierde S tuk, Tiende en ETfde Verhandeling, is afgöbeeld' err befclire e-
ven de Naeht-Paauw-Oög Rups en Vlinder^ ik wist teert reeds wel,
dat "er nog een grootere van dit föort was, van wefken Minnetje en'
Wy fje genoegzaam even eens van kleur waren, maar ik kon in ’t g e - '
heel niet denken, dit Inféct in deszelfs geheele verandering machtig, te ’
worden, ecliter is rny dit gelukt, door de goedlieid' van derr Heeter
F f A.