n a c h t - v l i n d e r s . 141
„„1 (jjf bevestiad worden, door eenen Vlindër,
S n ik binnen kort hoope uittegeven, indien de Algoedheid my
daartoe leeven en gezondheid fchenkt.
S* 2.
In het Eerfle Deel van dit M ed en Werk , 6° Stuk Tab. a. is eena
Rups en Vlinder afgebeeld, aldaar genoemd bet Herculesje| en in dit
Mrde Deel Tab. na. is wederom eene Rups en Vlinder afgetekend,
onder den naam van het Linden Herculesje, om redenen dat de Rups
zeer veele overeenkomst met de voonge heeft, en ons tegenwoordig
Voorwerp, insvelyks zoo wel als Rups en als Vlinder, veel gelykems
met de twee voorige foorten hebbende, zoo zoude ik hetzelve we
weder het Eike Herculesje, hebben kunnen noemen; maar dewyl dit ligt
verwarring^ kan veroorzaken, zoo zal ik ons tegenwoordig M e e t ,
eenen geheel eigenen naam geeven, en hetzelve uit aannwking van
de witte vlakjes op de Vlerken der Vlinderen, noemen, de Halve Maan
Vlinder. In het Iufecten Werk van h ü b n e s . draagt dezelve den naam
van Illustraria.
$• 3*
Omflreeks de helft van de maand Augustus des gepasfeerden jaars,
ontfing ik van eenen Liefhebber te Haarlem, een ige Eijeren , benevens
de Moeder Vlinder, welke dezelve gelegd had; m den.eerden opflag
meende ik , dat het de Vlinder was, zoo als in het Eerde Deel 6 Stuk
Tab 2. afgebeeld is , maar veel flerker van kleur, gelyk meermaalen
onder een zelfde foort van Vlinderen plaats vind, zoo als ik ook zyn
Fd berichte doch waarop ik ten antwoord ontfing, dat het zyn Ed.
verwonderde’ t e ik dit voor een en hetzelfde Infect had _aangez.en
maar dat het kort te vooren door een ander voornaam L ie f hebber in het
eerde ook voor een en dezelfde Vlinder aangezien was, doch door mts
tegenwoordig Voorwerp, met het te vooren afgebeeldetegen elkander
te^vergelyken, overtuigd wierd, dat het eene geheel andere foort was,
en hetgeene by my ook door de uitkomst bevestigd wierd; ik bedanke
dus hierby opentlyk den geëerden zender, zynde de Heer h e t e r
v e f n te Haarlem, welke Liefhebber der Entomologie, zich met alleen
vergenoegd met Vlinderen te verzamelen, maar dezelve, zoo als meer
Liefhebberen, indien zulks maar eenigzmts doenlyk is , uit Eyeren
en Rupfen voortteelt, en zich zelve daardoor eene groote kennis, zoo
t e l van de Vlinders als van de Eijeren en Rupfen verworven en. eene
ganzienlyke verzameling van Infecten vergaderd heelt.
y an firfTWEEDE GEZIN der TWEEDE BENDE, P. III. Tab.XLIL 143
s. 4.
De Eijeren op bovengezegde wyze bekomen hebbende, bewaarde
ik dezelven, het geen echter niet lang nodig was, want nog in de
maand Augustus, kwamen de Rupsjes reeds te voorfchyn, ik plaatfle
ze aanftonds op een Eike Takje, wyl my dit als hun voedzel door den
vriendelyken zender, was opgegeven, en zy lieten zich deeze Bladen
ook zeer welfmaaken, zoo dat z y reeds voor de eerfle maal vervelden,
weinige Dagen na hunne komst uit de Eijeren; voor haare tweede ver-
velling vertoonden z y zich als Fig. 4. op Tab. X L II. hebbende van Fig. 4*
vooren en van achteren een half wit bandje, op welke plaats na nog T a b.X L IL
twee maal van huid verwisfeld te z y n , z y met aanmerklyke Knobbels
voorzien waren, verbeeldende Fig. 5 . eene dusdanige Rups vol- Fig, 5*
wasfen; wanneer men nu deeze Rups, met de andere foorten, hier
voor afgebeeld (* ) vergelykt, dan zal men aanftonds zien, dat het
eene geheel andere is , «n alle twyfel hier omtrent ophouden.
m
ü
§■ 5.
De Rupfen haaren vollen wasdom bereikt hebbende, maakten zich
ter gedaan te wisfeling gereèd, fponnen hiertoe maar een paar Bladen
op elkander, en veranderden daartusfehen tót Poppen, zoo als ’er een
afgebeeld is Fig. 6 , zynde dit in het laatfte van September. Fig. Si
S. 6. iX ö i
Deeze Poppen leiden den gehelen winter over, en het was niet voor
den 5C May daaraan volgende dat de eerfte Vlinder te voorfchyn kwam,
en vervolgens de overigen Fig. 7 . vertoond een Wyfje in de vliegende 7.
gedaante en Fig. 8. een Mannetje in de lopende ftand, zynde in beide Fig. S.
figuuren de halve Maantjes op de Vlerken zichtbaar en welke doorfchy-
nende z y n ; het onderfcheid der Kunne is fpoedig te ontdekken, hebbende
het Mannetje gekamde, daarentegen het Wyfje gladde Horentjes.
(<0 Eerfte Deel 6de ftuk Taf. a. cs Derde Deel Tal. ia.
Pp *
m