<53 N A C H T - V & I N D E R S .
wel vond i k , na dat zy reeds verfcheidene Dagen by elkander gezeten
hadden , eenïge geheel groene, en bynaar geheel ronde Eieren, doch
aan dewelken door het Microscoop gezien, niets byzonders waarteneemen
Fig. i .w a s , een derzelven ziet jnen afgebeeld Fig, j . Deze Eieren, waren
hierin onderfcheiden van veele anderen van dit Gezin en Bende, dat
dezelven meer naar het bolronde overhelden» als wel anderen, gelyk by
voorbeeld De Gehakkelde-Pylftaart, Paauw-Oog Pylftaart, Denne Pylftaart,
cn meer anderen, in dit Werk hier voor reeds belchreeven , deze allen
zyn meer langwerpig o f ovaal rond. lp het bezit nu zynde van deze
Eieren, hoopte ik noch al van den eenen Dag tot den anderen, dat uit
dezelven jonge Rupsjes zouden voortkoomen , myzelven vleiende, dat
mogeljk myne Vlinders wel gepaard hadden, maar dat ik het njisfchien
juist niet waargenomen had, doch de uitkomst beantwoorde niet aan
de hpope, want zy verdroogden allen eerlang, het eene voor , het andere
n a , dus ’er geene Rupsjes uit konden voortkomen; Hiermede was,'
het voor dat maal al wederom vergeefsch , eene Befchryving van dit
zo fchoone Diertje te zullen kunnen vervaardigen, om den Liefhebbe-;
ren der Infecfcea in ’t algemeen, en den Begunstigers van myn Werk
in ’t byzondere te kunnen mededeelen. Na dat dit verhaalde plaats gevonden
had, ontfing ik wederom van eenen anderen Vriend, twee Poppen,
welker Rupfen buiten Vianen, op het Land, op den Grond kruipende
gevopden waren, ook uit deze Poppen, twee Vlinders verkree-
gen hebbende, waagde ik dezelven ’er aan, en liet ze in het leeven
bly-
*
van het E ER ST E GEZIN der EERSTE B .P. I I I. Tab. XFlI.en XFIII. 69
blyven, om te zien o f het nu gelukken wilde, dat zy paaren'en bevruchte
Eieren leggen zouden, want juist by toeval was het eene een
Mannetje, en het ander een Wyfjes Vlinder, maar ook al wederom
van dit paar kwam niets, als dat zy zich door het menigvuldig vliegen
, ten uiterften befchadigd hadden , alzo ook niet eens meer goed,
om dezelven in myne Verzameling te bewaaren, dus is het onvoordee-
lig , en niet beantwoordende aan de verwachting welke ik daar van
koesterde, afgeloopen met alle myne Vlinders, welken ik juist ter ver-
krygingvan goede Eieren, daar toe gefchikt had, doch de Rups, welke
ik op hiervoor vermelde wyze prefent ontfing, gelukte nu in zo verre
zeer goed, dat ik door dezelve haren verderen leevensloop waarneemen
en befchryven kon, ’c welk dan nu volgen zal.
s. 3.
Het tegenwoordig Voorwerp, had ais Rups toen ik dezelve ontfing,
eene lengte van ruim drie Duimen Rhynlaridfche maat, zy was gevonden
op de Epilobium angustifoUum, in ’t Hollands genaamd Smalbladige Bastaard
Wederik, waarvan een T a k je , hierby afgebeeld i s ; De Rups liet zich
dit Kruid by my, na dat ik dezelve in myne bewaaring had , noch zeer
wel fmaaken tot den raden der reeds genoemde Maand September, als wanneer
zy uitfeheidemet vreeten, beginnende toen zich van haar Voeder te
verwyderen, en op den Grond te Kruipen, om eene bekwaame plaats, ter
aanftaande verandering in Pop, voor zich als ’ 1 waare uittezoeken, de-
S ze