n
NEDERLANDSCHE INSECTEN,
B E S C H R E E V E N E N A F G E B E E L D .
DERDE DEEL
S S® ® »® » ® !» « » !® » !® ® ® ® :® ® ® ® »® ® ® :® !® ®
T W I N T I G S T E V E R H A N D E L I N G .
O V E R DE
NA CHT - V L I N DE R S ,
van het Tweede Get,in der Eerste Bende.
DE K R Q M - Z I T T E R ,
M III. Tab. XX.
^ e e s t alle Rupren, neemen eene enigzints byzondere houding
B aan, wanneer zy ftil zitten o f eigentlyk rusten, en dus niet
loopen o f vreeten, verfchillende van dien Hand, waarin zy
zich bevinden, wanneer deze]ven met eevengenoemde be-
dryven bezig zyn , doch niet veelen zyn ’e r , welker ftilzit-
tende gedaante, zo zeer verfchillende is van dien, wanneer zy zich in
beweeging bevinden, als wel ons tegenwoordig VooTwerp, met noch
eenige weinige anderen , waaronder wel mede inzonderheid gerekend
mag worden de Rups, waaruit het zogenaamde Kroon•> Vogeltje komt,
o f de Twee-Punt Rups, afgebeeld en befchreeven in het Eerfte Deel
van dit W e rk , in het Vierde Stuk, de Eerfte Verhandeling, Tab. I.
V Fig.