S- 3-
In het laatst van A pril, o f begin van M a y , al naar maate dat
eene vroegere o f laatere Voorjaars warmte, de Bladen der Boomen*
fpoediger o f traager doed te voorfchyn komen, zo warden ook de
jonge Rupsjes, o f vroeger, o f laater uit derzelver Eieren gekipt, zy
.vreeten zich alsdan niet alleen door hunne doppen, maar ook door
de daarop zittende , dikke W o l heen , beginnen te kruipen en zich te
•yerfpreiden, blyvendeniet gezellig by elkander , dit kruipen doen zy
zomtyds eenen tamelyk langen T yd , eer zy het hun aangebodene Voed-
zel gebruiken , o f fchoon hetzelve zomtyds naby hun i s , ’t fchynd
my toe., wederom eene wyze 'Voorzienigheid tot oorzaak te hebben,
want door dien de Moeder Vlinders, derzelver Eieren veelal leggen
aan de Stammen der Boomen, o f ook wel aan Muuren of Houte
Schuttingen j zo moeten de jonge Rupsjes,, uit hunne Eieren komende
, dikmaals eenen langen T yd loopen, voor en aleer zy het
.tan fmakelykfte Voedzel gevonden hebben, ’ t welk, hoe wel zy de
Bladen van zeer wede Gewasfen vreeten, echter toch de Eike Bladen
by voorkeur zyn. De jonge Rupsjes , zyn op het oogenblik dac zy
uit derzelver Eieren komen rosachtig van kleur , met witte Haairt-
j e s , doch worden ten eeilten bynaar zwart , zynde van groote als
Fis. 4. F‘S ' 4- hebbende door een Vergroot-Glas gezien, voor aan ter weder
zyde van den K o p , -twee .Knobbeltjes o f Bosjes Il-iir , welken hoe
langer hoe duidelyker worden naar maate de Rupfen in groote to.e-
ncemcn, blyvende vervolgens deze Hairen altoos veel langer als de
overigen van het Lichaam, behaiven die welken aan het laatlte o f
Staart-Lid geplaatst zyn. Tamelyk ipoedig is de wasdom dezer Rupfen,
want na verloop van zeeven Dagen, vervelden zy voor de eer i e
^ maal, en hadden de groote verkreegen als Mg. 5. wederom na verloop
van omtrent een dergelyk getal Dagen , vervelden zy voer de
tweede
-tweede keer , na welke vervelling, zy zich reeds vertoonden met
twaalf roode en acht blaauwe Knopjes, gelyk Ftg. 6. afgebéeld is. F<S-
Nn beginnen zy reeds vry wat vorderingen te maken in het vreeten
van Bladen, want tot dien trap van groote gekomen zynde , is het;
hun bynaar om ’t eeven welke Boom Bladen men ze tot Voedzel
geeven wi l , ik hebbe dezelven gevonden op Ei ke, Linde, W illig e ,
Abeele, en genoegzaam alle Soorten van Vruchtboomen , ja wanneer
men' eens een Jaar heeft in ’t welk zy menigvuldig zyn , doch 'c
welk Gode zy dank niet alle Jaaren i s , alsdan kunnen deze Rupfen,
volwasfen zynde, eene groote verwoesting aanrechten , verfchoonende
alsdan ook niet eens het Graan Gewas. Fig. 7. deed ons de afbeei- hg . 7.
ding eener Rups zien., driemaalen van Ve l verwisfeld zynde , nu
word men tusfehen de twaalf groote roode Knopjes, nog eenige anderen
, welken kleinder zyn gewaar, naar maate de Rupfen nader
aan derzelver volkomene groote geraak e n , ontwikkelen zich ook
hoe langer hoe meerder derzelver tekeningen en fraaiheden, uit geels
en witte, kleindere en grootere Vlakken en Stippen beltaande. By
Fig. 8. ziet men eene Rups in derzelver vo.lle groote afgetekend. Fig. Si
Wanneer men verfcheidene dezer Dieren by elkanderen heeft (en dezen
zyn genoegzaam jaarlyks te verkrygen) zal men bevinden , of fchoon
men dezelven uit het Ei af aan heeft groot gefokt, dat zy op verre na
niet allen eeven groot worden, dit komt daar van daan , dat die Rupfen
, welken het klynfte blyven, eigentlyke Mannetjes Rupfen zyn,
of liever in Mannetjes Vlinders veranderen , daarentegen de groottle
Rupfen, zeer zeker Wyfjes Vlinders worden. In dezen volwasfenen
(laat, hebbe ik reeds gezegd, kunnen zy groote verwoestingen aanrechten,
dit zag ik onder anderen eens, nu reeds eenige Jaaren geleeden,
op eene Hofllede buiten Naarden , aldaar waren groote en kleine
Eike Boomèn, ten eenenrnaale van derzelver Bladeren beroofd , en niet
alleen de Ei ke, maar ook alles wat in dien ciritr.k maar Bladen had,
C werd