ke Naaraen gegeeven» welken eenige overeenkomst hebben met. alge*-
meen bekende: Dieren, met Letters, o f iets anders, om van de e'erftètl
niet te fpreeken, maar een paar Voorbeelden van de laatften optegee-
ven , zo heeft men , de Kommer-Flinder, de Witte C. o f C. album Flin-
ier de Grieks Letter o f Gamma Flinder en nu ons tegenwoordig voorwerp,
de Hebrceuwfche Letter o f Resch Flinder , om reedenen, dat op ieder bo.
ven Vlerk van een Wyfjes Vlin de r, en wel in c midden des V leu-
gels een zeer duidelyke Vlak i s , volkomen gelykende naar dien He*
breenwfchen Letter , welke Resch genoemd word, in de boven Vlerken
der Mannetjes Vlinders, zyn deze Vlakken insgelyks te zien, doch
dewyl de grondkïeur der Mannetjes Vlerken, dónker bruin i s , zo vallen
deze Vlakken op verre na zo duidelyk niet in ’ t gezicht, dan o p
de Wyfjes Vleugels. ,
Dispar, is de Naam welken L inn/eus aan dit Infedt. gegeeven heeft,
naar alle gedachten, uit hoofde d^r ongelykheid van kleur,- en van levendigheid
beiden, welke de Mannetjes van de Wyfjes Vlinders onder-
fcheid , want dewyl het Latynfche woord Dispar, in ’t Nederduitsch te
zeggen is ongelyk, zo denke ik , dat dit den-Ridder tot hen geeven van
dezen Naam zal aangedrongen hebben. Veele. Liefhebbers hier te Lande
noemen dit Infcdt ook wel Groot-Kopt, oirr reedenen ,. dat de Rups»
eenen tamelyk grooten Kop heeft , in vergelyking van deszelfs overige
Lichaam, zynde de meeste Rupfên naar achteren toe merkelyk dikker
als naar vooren , waardoor dus ook de Kop veel kleinder en dunder is
dan ’ t overige Lichaam , doch ’t welk by dit foort van Rupfen geen
'plaats vind.
?. s.
De Eieren, waaruit de Rupfên van dit foort voortkomen', worden
door de Moeder Vlinders doorgaands gefegd in de Maand Augustus, en
dewyl dezelven eenen geheelen Winter moeten overléggen en deszelfs
koude
koude doorfiaan , zo heeft de alwyze Schepper, aan de Moeder Vlinders
het vermogen gegeeven , om deze Eieren , wélken zy altoos by
Éoopen leggen, van meer dan honderd’ fluks by elfeahdèr, met eönen
Zachten Dons of Wol te overkleeden en te bedekken , zekérlyk om tuin
Voor de Winter, Koude, Sneeuw o f Hagel te bewaaren. - De Natuur-
lyke groote van zodanig een enkeld E i', is afgebeeld Fig. 3. op Tab. Tab.lr.
Jl. en dbor eene tamelyke vergföoting, Fig. 3. Gefigureerdheid op de Fig. z, , 3- eene o f andere wy zë , is aan hetzelve met te zien , maar wel eene
zachte ruuw o f oneffenheid, Fig. 1. vertoond eenen hoop Eieren mét Kg, rv
dén zachten Dons overdekt zynde, dtze Dons, beflaad niet alleen uit
dè wolligheid , welke ondèr en wel voornaamentlyk aan het achter
E y f des Vlinders is', maar dezelve word ook ten deele voortgebragd,
ait het Lichaam des Vlinders zelven , onder en by het leggen der
Eieren , want een Wyfjes Vlinder', legd niet eerst dên hoop Eiërén
en dan daarna dit gedaan zynde, den Dons ’èr o v e r , ■ neen , zodra
een o f twee Eieren gelegd zyh , werkt her Wyfje terflond het
bekleedzel daar overheen. Mbgt men vraageir, hoe komt het , dat
niét alle Vlinder Eieren, welken overwinteren moeten , met eene
dergelyke hun tegen dé koude befehuttende Wol o f Dons overdekt
zyn? ik antwoorde', naar allé gedachten , zyn zulke Eieren , welkeh
onbedekt den Winter Overléggen, dikker van Schaal o f dop, dan dé
met Wol bedekten, ook kan het mede daartoe dienen , om' de groote
verfcheidenheid van middelen te- doen zien , welken het den Almach-
tigen mogelyk is re gebruiken, om zyne Sehepfelen , voor bederf te
bewaaren , want even zo wel" als men Eieren heeft welken geheel bedekt
, anderen wederom die ten eenenmaalé onbedekt zyn , zo heeft
men ’er o o k , welken maar ten- deele o f zeer weinig ruigte over zich
hebben..
B % $. 3,
Wj
êS
SL
■