# < ö > <9
NEDERLANDSCHE INSECTEN,
B E S C H R E E V E N E N A F G E B E E L D .
D E R D E DEEL.
m
ZES-EN-DERTIGSTE VERHANDELING.
O V E R D E
N A CHT - V L I N D E R S .
van het T w e e d e G e z i n der E e r s t e B e n d e .
D E B R A N D V I .E R K V L I N D E R .
P . I II. Tab. XXXVI.
I $■ i
! ^•K3&Mtr3&e Duitfche Entomoloog m u l l e r noemt ons tegenwoordig 1 2) j - . $ Voorwerp der Brandflügel, misfchien om dat de donkere
I S J J $ kleur op de Bovenvlerken der Vlinders, veel overeenkomst
S $ heeft, met de kleur van hout, het geen door vryving
«éSUMMS» byna begint te branden. L i n n * u s noëmt onzen Vlin*
i d e r D iïia a; ik zal dezelve nu in naarvolgirig van m u l l e r met den
I Nederduitfchen naam beftempelén van de Brandvlerk Vlinder, zynde het
i t o c h altoos beter eenen 'ïeeds aangenomenen naam te behouden, als
| al weder eenen nieuwen te geeven.
§• 2.
Den 9' Augustus des gepasfeerden Jaars, buiten deze (lad zynde;
i Vond ik op de Populier-Bladen vier Eitjes, geheel wit van kleur, 1 en enkeld aan de onderzyde der Bladen gelegd, waarvan een afgebeeld — , I is op Tab. XXXVI. F ig . i . Tat.XXXTI.
3 S- 3- Den ia Augustus begonnen twee myner gevondene Eieren een zwart
f Plekje te verkrygen, waaruit ik befloot, dat de Rupsjes fpoedig zouden
I i uit>
Tig. u
:
Ö S
f l
2S®
•la;