dit InfeSt quadra , naar alle waarfchynlykheid om reedenen der vier
Vlakken bovengenoemd, offchoon quadra eigentlyk zeggen wil vierkant,
dewyl nu de vlakken ieder op zich zelven niet vierkant, maar veel
meer rondachtig te noemen zyn, heeft K y zekerlyk op het getal van
vier zyn oogmerk gehad«
*.
Den 27 Juny 175 7 , buiten de Stad Utrecht, aan de Malie-Baan wandelende,
viel myrt Oog op eene Rups, kruipende aan den Stam van eene
der groote Linde-Boomen aldaar ftaande, nader bykomende, vond ik
dat deze Rups, my vreemd was, terwyl ik naar dezelve, en den Stam
van dezen Boom, verders z a g , ontdekte ik noch veel meer van dezel-
v en , niet alleen aan den Stam van dezen, eenen Boom , maar aan noch'
veel meer anderen allen voor aan by ’t begin van deze fchoone Wandel
Dreef ftaande, integendeel verder n aa r’t einde to e , vond ik geen-
eene meer, Z y hadden allen reeds derzelver laatfte verwisfeling van .
Huid ondergaan , dit bleek daar u i t , dewyl geen van Hun by my
meer vervelde, echter waren zy niet allen eeven groot, maar vefchilden
hier in nog al de eene merkelyk van de andere;, veele van deze Rupfen,
waren bezig met het vreeten van het platte Mosch, zynde een foort van
Lkhcn-Pulmonalh, aan de Stammen dezer Boomen groeijende; Myne nu
gevondene Infeöen, in Doozen, welken ik doorgaands by my draage,
gedaan hebbende, nam ik dezelven mede naar Huis, na vooraf eenig
Mosch, daar ik Hun had van zien vreeten, ’erbygedaan te hebben, terwyl
ik zag dat deze Hunne Rupfen gedaante niet lange meer zoude duu-
ren, was het tyd dezelve aftetekenen, gelyk men dan de afbeelding naar
Tab. eene van de grootften derzelven, ziet by Fig. 3. op Tab. VI, ’er" zyn •
VI. daarom twee als befchadigd gévreetene Linde Bladen by afgebeeld, de- 3- wy! ik zeker geloofde , en zo als my ook naderhand gebleeken is , dat
zy allen welken ik aan de Stammen kruipende vond, uit de Boomen
naar beneden gekomen waren, niet om het Mosch te vreeten, maar om
zich bekwaame gelegendheden uittezoeken, tot derzelver aanftaande
verandering, en dat het Mosch , ’ t welk zy op deze Hunne ryze gebruikten,
niet haar eigentiyke Voedzel is o f was, maar wel de Linde.
Bladen zelfs.
% 3.
Na dat ik deze Rupfen, nog twee o f drie Dagen, in ruimere Verbly-
ven dan waarin zy tot dusverre waren, gezet had, begonnen zy zich
intefpinnen ieder in. een geheel luchtig doorfchynend wit Spinfel, in,
het»
hetwelk z y , na niet langer als vier o f v y f Dagen nog de gedaante van
eene in elkander gekrompene Rups behouden te hebben, tot zeer fterk
glansfende donker bruine Poppen veranderden, zo dat ik den «fts Ju'ly
geene enkelde Rups meer overig had, eene dusdanige Pop is afgebeeld
Fig. 4. Zeldzaam hebben Vlinder Poppen zulk eene gjaddigheid als de- Fig. 4.
zen, want veelen waren als met eenen glans veroorzakenden Gom of
Vernis overtrokken; daar integendeel de meefte anderen Vlinder Poppen
, inplaats van glad o f glansfig te zyn, integendeel geheel dof van
kleur, o f ook zelfs wel met eenen blaauwea Daauw o f Schimmel overtrokken
zyn, en dus niets minder als glansfig.
S- 4-
Des Nachts tusfchen den 15de en ifide j u] y , kwamen uit de eerst in
Poppen veranderde Rupfen , reeds de Vlinders u i t , dezen hadden dus
niet langer in den Staat van Pop geweest, als omtrent veertien Dagen ,
het getal dezer uit Hunne Poppen te voorfchyn gekomene Vlinders, was-
neegen, waaronder twee Mannetjes waren, zynde de overige zeeven alle
Wyfjes, zeer verfchillende van kleur en tekening, zyn deze Mannetjes
van derzelver Wyfjes, gelyk te zien is aan Fig. 5 en 7. waarvan de eerst Fig. j .
genoemde naar een Wyfjes Vlinder, daar de laatfte integendeel naar 7-
een Mannetje geteekend is, beiden in eene ftil zittende gedaante; om
nu de kleur der onder Vleugels van den eenen zo wel als van den ande-
$en te doen zien, zyn dezelven by Fig, 6 en 8 in eene vliegende gedaan-
te afgebeeld, alwaar Fig. g naar een Mannetjes Vlinder, Fig. 6. daaren- Fi&- e ‘
tegen naar een Wyfje vervaardigd is. De Heer R ösel heeft het z e e r8,
mis gehad, wanneer Hy fchryfd, „ het Mannetje van deze Vlinders is
„ aan mets anders als alleen aan het fmaller Achterlyf, van het Wyfje
,, te onderkennen (* ) daar ’er gelyk uit de Afbeeldingen blykt, zulk'
een aanmerklyk onderfcheid plaats vind, dat , wanneer ik en meer Lief-
hebbers met my , zulks niet by eigene ondervinding hadden, dat deze
zo zeer van elkander verfchillende Vlinders, uit eeveneenfe Rupfen komen
, en als Vlinders uit Hunne Poppen gekomen zynde, fpoedig met
elkander paaren, men heel gemaklyk dezelven voor twee onderfcheidene
foorten van Vlinders zoude houden. Hunne ftilzittende gedaante is
ook zeer verfchillende van de meefte overige Vlinders, dewyl onze te-
genwoordigen derzelver Vleugels bynaar geheel over elkander leggen,
daar anderen integendeel dezelven tegen o f aan elkander voegen, door
mt over elkander leggen der Vlerken, komt het, dat deze onze Voorwerpen,
m derzelver ftilzittende houding, zo zeer fmal zich voordoen,
daar zy anders indedaad zo fmal niet zyn.
j 5»
(*) rösel Inftaen Belusligung Ifter Tlieil 2fte Clasfe der Nacht-Vögel Tab. XVII,