13* N A C H T . V L I N D E R S .
hebberen, cn waarom zouden wy niet zoo wel eenen kleinen Vlinder
als eenen grooten achten? De Maker van ’c Heelal! heeft doch hun
beiden ter zyner vcrheerlyking hier op aarde 'geteld; ook is het onbe»
flist, waarin de macht des Scheppers het meest uitblinkt, of in de
kleinten, of in de grootten: Hy zorgt voor beiden, dat hun gedacht
niet verloren gaat, het geene volgens myne gedachten met die foorten
van Vlinderen, waarvan de Wyfjes ongevleugeld zyn , gelyk ons tegenwoordig
Voorwerp, zeer gemakkelyk konde gefchieden, om redenen
dewyl het W y f je , zoo als het ons ten minten voorkomt, niet
zoo goed in ftaat is haare Eijeren te verfpreiden, maar het veel meer
bepaald op eenc plaats doen moet; daarentegen een gevleugeld Wyfje,
derzelver Eijereu hier en daar, wyd en z yd , van elkander kan leggen,
waardoor de jonge Rupsjes beter in de gelegendheid zyn haar voedzel te
bekomen en zoo ligt niet alle, door de eene of andere gebeurtenis, kunnen
verlooren gaan, maar doch altoos eenigeu ’ er van tot hunnen volmaakten
{bat van Vlinder geraken, die dan door de Liefhebberen, in hunne
Kabinetten, in natura kunnen bewaard worden, ter befchowing der
ponderen Gods! in de mimtgeachtjie [chepfekn.
$■ 2.
In ’t begin van dit derde Deel, Tab. VIL is een Vlinder afgebeeld,
aldaar genaamd De Zomer Vlimier, om redenen dezelve geheel groen
van kleur is , en welke men wel de Zomerklcur zoude kunnen noemen;
daarentegen in den Winter de bladen der meeste plantgewasfen donker
van kleur en bruinachtig z yn , zoo zal ik dan ons tegenwoordig
Voorwerp noemen de Winter-Vlinder , temeer nog, dewyl -dezelve in
den ftaat van Vlinder, inden Winter te voorfchyn komt: in Duitsch-
land noemt men hem insgelyks der TVinler-SmttterUng, ook wel der
SfatlUng. De Ridder L i n n e u s noemt ons Voorwerp Brumata, en
H u f n a g b i , , Hyemata.
§ 3•
tan Ut TWEEDE GEZIND TWEEDE BENDE, P.UI. Tab.XLl. 135
i- 3-
Reeds vroeg in het Voorjaar, al naar mate dat de Lente warmte de
Bladen der Boomen doet te voorlchyn komen, verlaat ook ons tegenwoordig
Voorwerp, door die zelfde warmte gekoesterd, het E i , het
geen men in deszelfs natuurlyke grootte afgebeeld z ie t, op Tab. X L I. Tab. X L I.
Fig. 1. en een weinig vergroot Fig 2. f f d £
Wanneer het Rupsje het E i, dat door de Moeder-Vlinder aan den
ftam van eenen Boom geplaatst is , verlaten heeft, is hetzelve reeds
groen van kleur met een zwart Kopje, en begeeft zich zoodra moog-
Iyk op de alsdan nog zeer klein zynde Blaadjes, en met dezelven in
grootte toenemende, rold zy vervolgens de Bladen een weinig te zamen,
o f laat ik liever zeggen, fpint meestentyds twee Bladen op malkander
en leeft daar tusfehen tot dat deeze Bladen verteerd zyn; na omtrent
vier weken uit het Ei geweest te hebben, zyn dezelven volwasfen, het
geene doorgaands in het laaste der maand May is , en verwonen zich dan
als Erg. 3 en 4 verbeeld, zynde ■ zeer ondericheiden van kleur, licht en Fig. 3,
donker, zoo als men aan de Afbeeldingen zien kan. F'g- 4-
Deeze Rups is het, dewelke het eerfte Bladgroen van meest a lle, zoo
wel Vrucht- als andere foorten van Boomen, doorknaagt, en door een
groot' gedeelte van Europa te vinden is.
§- 5-
De Rupfen nu volwasfen geworden zynde, begeven zich in de aarde,
om daarin tot Popjes te veranderen, bereiden zich hiertoe een IosSpin-
zeh je , uit eenige aard korreltjes te zamen gefield, afgebeeld F ig . 5. i y , -
en veranderen daarin tot eene Pop, zoo als hetzelve afgetekend is
Fig. 6, Fig. S.
O o a
Al
irfTTMP Wftt