— 4U —
uf mcnsclieii, d.V md ilc inibUckc Olijeis hcliisl zijn, iii de vcrjcliillfiidc iicgoi'ijcii vcixlccld. lu de sUd lioudcii ïkli
ïcio Ainbonewn hc^ig mût Uel iiuikcn van doosjcs, vazen on sclic|)cn van kruUInogcls, die missolikii vicniid, raaai'
gccnsziiis snuinkvol, en, cvcn als de liicr gcsioukt werdende iingciolic, Iniilcngcmccn duui' 2¡jn. Dunr de zcc ccnc
ovepgroole liocvpollicid viseli oplevon, mnokt île visclivangsl er olinede ecn' lak van beslaan uit, en de bekeiidc franije
lioii^ns on sc!iel|ien, die vcx>nil aan hel slrtind le Biiloe-mejrali gevoiiden «orden, nelen de Ambonezcn MXir lioogcn
prijs aan «le Eupopeanen le verkaopen. IIcl frani gevlamdo zoniie- en woricllioul, liotwlk, ncvens eonc enlcllxiri-.
vci^scheidcnlieid van nndeix; loi nuUige cinden sliulkiiiide l>oouien, op dil eibnd gevondon woixll, U voor ineubclen
ïcei' gi!zoclil. De jAVai'ie vozcls van den gamoelo-palin woiiien loi louwwei'k voor schepen gcslageii, nadjl men vooitif
(le geliefkoosdo ssgowecr door insnijding uit ïijnen slam liceft gelnpl, De iiootniuslaalboom lioort op Ambainu
oorsprotikelijk le buis; docb daop deszelfs vruclil liicr niel zoo gootl is als op de Bamln-EiUimhn, rtonll ei' vnii de
noleu-culUinr ncinÎB weik gemaakl. Uli vele blocmgewa&sen en boonieu worden vooi'ls welriekende of gcnceski-iicliUgc
olien geslookl, wnaronder ook do kajoc-poolih-olie, die liier nw:l/2.50 i /3.— de (lescli bclaaid «orill. De bergacliligii
Amboinaselie liiimcnbnden woi-don door geeno versclienrondo <lioren vei-onli-usl, inaar biedcn vecleci' de gclcs«nlie:d
aan voor oenc gocde jagt op allerlei wild; de lieerlijksl gcklcui-de vogelen honden licli in jle Iwssehei) op, wanrvan
op (le pnssar in do sind steeds eon gi'oolo voorraad |>apcgaaijen, lori's en kakatoewa's voorbaiiden is; vergiftige slangen,
kaaimnnnen en inscklen, on.lcr wclke iaalsle de zoo zondcriinge als eldcrs zeldzanie «•andclende bl.-xlcn on takken,
zijn or mcnigvuldig.
De Natunr zolve becll Amùoi'nn door deszelfs giwlo baai in Iwce deelen gescbeiden, waai'v.m iicl nooiiielijksie
en groolilo don naain van ffi/oe, eu hel nudeiyksle dien van £cj-tiwor ili'agen, en die in hol nomxluoslelijke gedeelle
van licl ciland, bij bei dorp B'igunlii, sleebts door eene smalle landlong, 10 minului gaans breed, de Pas vnn Baguala
goiioeind, ^ercenigd worden, üp UUoe jijn twee UoofdkantoreQ gevestigd: een le ¡lila, ongeveer op bel inidden
lier nooiJn-eslkusl, in "-elks nabijlieid, te Uulae-nockne, de llollandecs, in 1600, bunne eorele sleikte in Ooslindlë,
bet Kíisleel cnn Verre, bouwden, en een le tarikc, niel ver van den zuidweslbock, Over welke een Assistent-Resident,
ann wion twee of moer Ojiîieners der sago-bossebcn en oagel-luiuen zijn loege%'oegd, bei hoogsle gezag bekleedl. De
inlandsebc A'orslen, den tilel van Ratlja en ürang-kaja voerende, regeren met liuime Palti's of Rcgeulen over de
onilergcsebikle afdcelingeu, die uil een mecr of minder getal, en soms ook, zoo als op de Zej-tímnrsc/ie kn.«, lüt enkeie
ncgorijeii beslaan, en donr moeijelijk le beganc bergpaden met elkander gcmcenicbap voereu. Ilun bestuui' heofl met
<lat der Regcnlen op Jnm zeer vecl overeen kernst. Kleine bijionderheden, deze plaatseu belrelTendc, Inten wij onverraeld,
om ons bevor mel een reisje n.tar de ral)ijgelegcno eiL-inden Ilarockoe en Sapanni î)czig le bouden.
wy, de Kolunel iBELtno, Kommand.int van de Triion, de Heer B., een der Uoofd-Ambtenaren van Ambon,
on ik, vcrtrokken met do slnalsie-orambnai, die de Gouverneur de goedheid liad 1er onzer liescbikking to slollen, van de
slail. Door een \eerliglal rocijers op de maat van gorg's cn tataboangspel voorlgcsebept, bcvonden wij ons weldra
in de Dinnonl)aai, en passecrden dáár, aan de linket--ofnoordzijdc, den watcrval Goei-ne-gocroe, die zieb in een'kleinen
iiibam, midden tussebon bet geboomte van eene Iwinlig voet booge steeurols, naar l«nodcn storl {Plaat XXXI), en
eenc sebildoraeblige, ofsclioon wal vor vei-wijderdc, walerbaolplaals voor de sehepen op de reedc van Amboii aanbiedl.
Een nur laier slaplon wij aan den Pos van Boguaiu aan wal, en ciiuir de Oost-Moesson mel kraebt <loorblic5 (hct
was in Mel) en eene vreessciijke branding legen den Ihek mn ThM wierp, (iiei. men iu dit jaargetijdo noodzakelijk
voorJjij moct, om naar Ilaroekoe over le sleken, zoo werden wij met draagstoelen nsar de negorij ToUhoc, asn gene
2ijde van genocmden landboek, geciragen. Van onze kernst onderrigl, liad bel Durpsboofd le Baguala vuor draagstoelen,
met alappen dakjes legen den regen l>cscbut, en de iioodige dragcrs gezorgd, docb daariiij, volgens gewoonle, slechts
op vier dragors voor ieiler' persoon gerekend, cn bel gcval niet voorzioii, dat de bnilongewoon n\'aarlijvigo Kolunel
cr ten minsle acht zou Iwhoeven. lict govelg hiervan was, dal de vier mg loelicsebikle drager» <le dienst voor ilcn
KoioncI mocslen belpen vervnllen, die nu,.gerBstgesteM voor bei gcvaar, dat zijne dragers onder bnnnoii last zoiideii
liozwijken, en liem in gnvocligc aanraking mot den grond breitgon, met den Ili^er B. vnoruiltivk, terwjjl er vier andere
dragcrs in de negorij werden geprcst, of ¡en minste gczoeht, mel welke ik ben, ab de liglste van bot gezolsobap,
.speedig zou kuinien inhalen. Ik zetle mij dus geduldig in mijiieii draagslocl nctler, oinringd van een aanlal nieuwsgierigen,
die ceblcr weinig geneigdboid beloonden, om bei Dorpsboofd in liel verkrijgon van dragcrs l)ebul|)zaam le zijn, on <laar,
na oen nur waehlens, mijn clraagsloel nog sleeds in dcn/eiriien onbewegclyken loestand op den grond slond, besloot
ik, den weg naar hct dorp Sofft, n-anr men nicuwe dmgers kiijgen mocst, en mij zou inwaehlen, le voet af tc
loggen. De marseh derwaaru, voor hel groolsu: gedeelle längs bei zocslrand, over scboi-pe koraalklijipen, waarop de
golvcn met oen verdooveiitl geniiseh uileenslovon, «;is alles behalvo aangenaam, en werd wlfe gcvaarlijk, loen, mel
bei vallen van den avond, de vloed liel waler tot aan hel ineengeslrcngelde gelwomle ofxlrcof rn bet gcbeele slmnd
I>cdokte, lorwijl de wind zieb verhief cn hevige siagi'cgens nederslortlcn. De noodzakelijklicid deed mjj dcrlialve müne
.«ebreilen verliaasten, en toen ik eindelijk SneU hcrcikle, zag ik de vooruilgetrokkon reiîigers, die op mij wncbtlcn, om
I
S
Ï 1