I '
i-lii
T"(
i!ii<iii;i
ibi
fl. I ' iÜ'!. I il ¡II1I{'ÌTP|''
liiiinic wfli^ii Ic küop aoiibicJcn, lieüiusimlc de ovcrijc m«ii vaQ den dag lioudt zieh ieiici', oin de waiuile, zooveel
inogelük, l>inneii 's liuis, en U licl liior, zoo als overal elderi in Ini/iS, cciizaam en stil. Ecrlijds waren er t»-ec
PitucsunlsclK; Kerken, wanrvan de cene, ongcveei> In !icl middcn der sUd gelegen, door de v.'eeswlyke aardbeviug van
I8S5, die ook liot Hospilaal cn eone mcniglp iuuicre parliculicre ou oponlare gcbonweii in puinhoopcn verauderde,
iiislorllc; de nndere, die ruim en luclilig, cn van ecii Uimclijk gocd orgel voowien », bcviiidl zieb in de Chincschc
kam(), beweslcn liet fori en niet ver van bei sli.mil, Z,i.iiderUiig schijot deje Cbrislenlempel hier te niidden van de
iiuizen der afgodentUeiiaars afgcdwaald; dücli de sporen der ouderwetsehe HoliandseLe gebomven, ihans gedccllclijk
cloor ki'omnie of liolvorm ige aiineseiie daken, door liokkige verdiepiogcn en vrcemdsoorüge indeelingeo verbastei-d, eo
iiiuluitcnd door Qiinczen bcwooiid, duidcn Dog lieden aan, dal de Cliineselie wijk vi-ocger eenu der voornnamsle Straten
van de Europcscbe in\voners was, waardoor zij tot ecn Ilaauw cn Ireurig afscliijnsel vaji .4m6o/i'i voormaJigc groolheid
k™ slrekkcn. Uet was vooral lijdens de Engciseliai Amboùia, van 179(5 tot 1802, ia bezil l.adden, dal de siad vcel
liecfl geleden, cn vele beeble cii fraaije gelwuwcii wcMen geslechu De iiilandsebe ChrisEcQ-bcvoiking wooni meer
laiidRuarls in, in licl verlengde der boofdslralen, oodcr de loniiner vaii »llerlei vruebdwomen, die niet weinig tot
vorfraaijing dezer bnurlen bydragen. Ilimiie huizeii zljn ineeil van giibba-gabba (den bladsteel of lug van den sagopaini)
lainengcsteld, cn inol gedroogde palmbbdea gcdekl; leraijl ieder crf aau de slraaliijde van geregelde pigars is voorzicn,
De Maleijcrs licbben bunne karapong oostwaarls, aan de rivicr Baloc-mejral., ee.i' smallen, doeb bcUcrcn slroom, die
hier längs den voci van een' slecnacbtigen heuvel vlocit, naar wiens roode kleur dezelve genoenid is. Vele Ambonezen
komen zicli bicr des morgens badeo, eo ook wij bogiivcii ons somtijds dcnvaarts, en bekioiuinen dan deo bcrg ecn paar
hondcrd voci, len einde bet verrukkelijte gezigl over de gcbeele baai, de sud cn bei lianr bijna geheel insluiEcndc Sojagebcrgle
le genielen. Voor den sehepcling ziju zulkc wajidelingcn in de bekoorUjko omstreken van Amben van een
diibbel gcnot, daar tncii er zoo digl bij den wal ligi, cu gceiie verre loglen bebocfl le onderuemen, pm zicb te middei;
der hcerlijblc naluurlooneelen van een boscbrijk en bergaeblig landscbap ver|ilaaUl te zien. Vlak aebter Baloe-gadjah
komt raen in het dal Baloc-médjah {Plaal XXIX), waar bot levcndige grocn der keerkringsgewasscn en de donkere
niassa's van z^'aar geboomle, op de ireiPendile wüzc, door sierlgke wilgcpleistecde Cbinescbe gravcQ worden a%cwisseld,
Eiders wandelt incn aeblcr de slad om, lings bei Europeselie kerkbof, waar ccnc menigle graflcekcnen, en onder deze
ook die van vrocgcrc Landvoogden, van den ijverigen eo gelecrdeu rCaluuroiiderzoeker nojipu, van den onvemoeiden
reiogcr Graaf Cinw »s vmo.i cn van andere bcroemde mannen, onze aandaebl boeijeii. Van cene geheel andere, maar uiet
minder irelTende schoonheid, zijn de U'olsche gezigteii le Baioe-ganlong. Rcusaeiiligc slalaeliten-massa's, met lianen
en slruikgewas overtogcc, hangen bicr drcigeiide boven ceneii wnlenal, die, uil de rivier voorlkomende
m« dric slorüngen Iwvcn elkander, längs de ruwe klippen heenbruUl (Piaal XXX); en verlaal men dil ontog>vekiende
tooneel, om de kniidiiagel-tuinen, die overal in deze omstreken vereprcid liggeii, te gaan bezoeken, dan waa)it men
zieh bij den geur liunncr bluemenvruclit weder in een geheel ander oord der wcrcld verplaalsl.
De scboonc Natuur stell op dezc wijze den vreemdeling scbadeloos voor bei gebrek aan gezcllig vcrkeer, dat veelal
op Amion sehijni le heersclien. De deftige Ambonsebc burgers ziju over hol gcbeel lier, CD zelfs met cene groolc male
va» inbeelding bezicid. Zij loonen gaaroe, al is bei ook op de belagclielgksle wijze, dat zij voor geeiie Eimjpeanen
behocvcn onder le doen, omdat zij, cven gocd aU dcze, Orang-scrani's (Cbnsujiuncnscben) zljn. Komt hi« nu nog
verdecldbeid eu jaloezij onder den iwperklen kring der Europcaneu bij, dan is bei niet moeijeUjk le bcgrijpeo, hoc op
cene kleine afgelcgcnc plaals, waar geene opcnbare vera.akelijklieden aan bei eeuzclvig leven afwiaelmg geven, \vaar men
ieder jaar 6 à 7 inaanden zonder berigten van de beseliaafdc wereld blüft, als slroom en «ind in de Oosl-Moesson de
sebepcn bclcllcn, van Java dcrwaarts le komen, cn n-aar dus, bij gebrek aan nieuws, hcl gesprek Uglelijk tot ondcrlinge
kwaadsprckendbeid overhell, somtijds uil de geringste oorzakeii, groolc vcwleeldbeid knn ontstaan. De Ambonsche burgers
ziju intusschei. groole Ucflicbbers van ondcrlinge fccsumicn cn dansparlijen, die door de Europeanen met den trivialen
naam van honäcnbmihßen bestempcld worden. Dikwijis, ab wij des avonds de slralcn doorwandcldcn, vemameu wij
hier of daar de krijsehende balmuzijk van oritelemde vielen cn vaLselie kbriiicllcn, cu ofsehoon dil anders niel mei den
rang of stand der Ic Ambon woonaehtige Nederlanders overeenkoml, traden wij soms de fccstvierende woning binnen,
^vaar zulk cen ongenoodigd bcMck allijd aU hoogsl vereerend wordl aangemerkl. De bruiiie sehooncn, met heldcre
Wille of silsen kabaaijen gekleed, bei gilro-arlc boofdliaar, dal blinll van «elriekendc oll6n, mei een kransje van
inalatie-bloemcD opgosloken, en die er zcker nog bevalligcr zoudeii uiliicn, waimeer cene stijve bouding haar niel zoo
zeer iiaar beuten poppen deed gclijken, dringen zieh dan om den l>ezocker hecn, Icn eiiide licm tot cenen wals of eene
colonne nit le lokken, hetgeen eel.ter voor cen ongeoefend danser niel raadzaani is, daar bij al ligt gcvaar zou loopen,
op dcu ongelijken Heigrond — dcu balvloer — bei niuillje zijner Dame uil te trappen, of, «al nog erger zou
zijn, andere, die geene muilen dragcn, de voeien tc vcrpleltcrcn. Inlandsch gebak, zoete cn bitlere sagoweer fpalmwijii
uil .leu Mgowerboom) worclcn dan in ruime mate locgcdiend, en als men wal laat komt, ziel men doorgaans eenige
Ambonsche falten (signo's), met een half bn.iu gezigl, een kaal oudcr^^•cl«b rokje, Wille spanbroek en cen paar
m\i