rrWì
ri i i'
11!
Iii,
¡ H i -
De Javnnn zoif Inj gcilocllolijk ondcr den lygcv; docli juist hierdoor kon inci; gecn gcwoer op licl moiislei' losljniiiduii,
Züne icgenwoorciigboid van gccst reddc licm cohlcp hol lovcti} na lang wliigcii, tcrwjjl d« lijgcr Iwwcgitigloos
rondsu-iai't, als oiineker weite parljj te kiczen, gclukl liet licm den regleroim vi'ij lo krijgen, zijac kris Ic Irirtkeii,
cn die ZOO dicp mogcljjk in de iiigewandon van zijneii vijand Ic dringen; verwoccl laal dere ciudelijk los, oii op hiiliclfdc
oogciiblik va!t cen schol; doch «neller dan het lielil is liij in lict lioogo alang-alung verdwcneii. Ilet paard gaf
ziellogeude den geeil.
Meer dan twintig palen Irokken wjj door eeu aanlioudeiid moeras, «aar geen enkcl spoor van Iwwoond tc zijn
zicli deed keimen cn nioto dan wilde yelden van alang-akng, cen rielgcwas, helwclk de lioogtc van 12 on 14 vo«l
bereibt, of läge krcupeliwsscben ons omgavcn. Tc vergecfs liad mcn gclraolil den weg bruiUiani' ic makcn, door
denzelven mct slanunen van pisang-boomen te beieggen; met de groolste mooijclljkl.cden liadden wlj ic worslelcii,
de paarden zaktcn lot aan den buik in den inodder cn konden tcr naauwcr nood kuiiiic poolcii uil de zujgciide
loirslandigheid optrekken. Eons «Ifs sebcelde bot wemig, of cen onzer wäre mct zijn paord in den moddcr gesmoord;
liet arme dicr dccd cen' misslap, slniikeldc cn viel in licl diepe moeras. IViel dan met de groolsle moeite gclukle
bet ODS, den ruitcr van zijn paard ic tillcn cn daama ook het bcest weder op te rigteii. De vrccs voor lijgcrs Iiield
onzc oogeu stccds met zorg in bct bocgc riet gevcstigd; gclukkig cchtcr lindden wij geeiie onUnoelingcn met dien
vcrscbrikkcr des wouds, ofseboon het later bleek, toen wij, als mei cene slljlckorst ovcrtogcii, liel Keiultuisschv
gebergtc bereitlen, CD in de kampoiig Sudimanik halt hieldcn, dat die vrees )naar nl tc gegroiid was gewecst. De
Assistent-Resident S,, m wietis Afdceling wij rcisdcn, bad namelijk uit voorzorg twaalf rijpaardon naar Sudimanik
vooruilgczonden; doch hoc groot was zijn schrik, loen er, in planU van goedc rijpaarden (kocda-alocs), siecblc bonkcii,
ongcdresseerde knollen (koeda-gladda's) gereed slonden. De paaiilen van den Heer S, liaddcn bunne Iwslcjnming riicl
bercikt, cn in de nabijheid vond men eenige verschenrdc kleederen cn den Schede! vai. eeii' der ongclukkige kociics, die
mct dezelve a%czonden waren, Afgcmat van vermocidlieid blevcn wij den nacht le Sudiinanih over, en Irokken den
volgcndeii morgen weir vroegt^dig verdcr.
Do moerasscn hieldcn nog cenen gcriumcn lijd aai), vooral in de valicijcn van het gcbergti
mcrcn schenen her«cbapen. In CCD dcrzclvc vonden wij het gcraamte van ecnen rhinoceros, dien r
dczc sU'eken aantrell. De menigte wilde paauwen waarschuwdcn ons voor de nabijheid van lijgcrs, en c
die wij tnsMhen bct geboomte ontdcklcn, gaven bieraan ecne ontruslcnde bevestiging. Dczc vallen
hoklen van ruwc boomslammen, waarvan bet dekscl, half gcopcnd, op cen zwak bamboes rust, i
het CCD of ander dicr daaman bc>e9ligd. De tyger komt op den renk van liet aas af, springt
die dikwijis in
lige tijgervallen,
staan uit grooU:
cen sluk van
ne delle wocdc
d, rukt bet vlceseh weg cn het dekscl valt digt. Door pieken wordt hij verder afgcmaakt, of, zoo
mcD liet vel oDgcscbonden wil bouden, in de val naar de rivier gcsleept en in bei waler gcsraooni. Ecne andci-c
wijzc om lijgcrs tc vangen. is hei graven van een' kuil op ecne plaals, waar men bun spoor beeil onl.Ickl. Jlel
gcopcnde dekscl boven den kuil wordt door bladeren en alang-abng zorgvnldig bcdekt en daardoor bei gevreesde
dicr <les Ic ecidcr versebalit Uet Gouvernement licetl cene premie geslcld op icder lijgcr>cl, dat door de inlaiidci's
aan den Residcnl wordt afgelevcrd; doch cen Doodlollig bijgctoof, dat de vcrstoode lijgers zieh te mecr vermenigvuldigcu,
naar male men zc Iraeht te dooden, onlncemt aan dezen Dulligen maalrcgcl veci van zijne kracht.
Eindelijk daalden wjj van den laatólcn of zuidelgkstcn bcrgrug in cene uilgcslreklc vlaklc af; boomen cn plaiileii,
die aan de noordclijke slrckon der Residenlie vrcemd zijn, irofTen bicr onzc aandaclil, en voornamelijk ecne soorl van
klappcrlwomcn mei waaijenormige bladen, wier vruchl gecne barde pil of verfrisscbcude melk, maar cenu laolile
zclfelindigheid bcval, in kleur en smaak niet ongcüjk aan cen' zoelen appcl. De z^varc rollüjg der zcc, die mei wocsic
kracht tegen de steile roUgcvaarlen van Java's zuidkusl opstuift, en «lecbts op cnkele plaaucn over een eflen slrand
in scbuimende branding te niel loopt, dreunde met cen dof geruisch door bel omringende woud; eu bel was mei ecnc
zekcre zclfvoldocnmg, van zoo vele gcvaren gelixiUeeid, zoo vele moeijclijkbeden over^vonncn te hebben, dal wij de
kampong aan den njond der rivier Tjihinoeängan binnenredcn. Ecrcbogcii van klapper- cn nipa-bladcn waren onzc
bclooning; de passangrahan was mct blocmfestoenen vcrsierd; opgesmukle danscrs en dansmeisjcs (rongging's) Undaklcn
ondcr de bcwnderiug der locgevloeidc mcuigle fPlaat XYD) en de klagende looncn der feeslclijke gamelang, die
het rusteloos klolscn en brcken der golven. Mecr dan
liunne vrcemde gebaren bcgcleidden, vermen
verzadigd vari hot gezigt van wocsle bosschen cn
wildcniisscn, rustie het oog hier met wclgcvallcn op het hcldcre
blaauw van dcn onafzicnbarcn oeeaan. Welk
onbescliriifelijk geoot was voor ons ceno wandeling längs hci si
Goene lijgcrs, die ODZC schrcden veronlruslten, gcenc mocra^sen, geetie diglc slruikgewasseu, die dczelve belemmerden,
eu lodi, welk cen rjjkdom van vcreebeidenheid in alle wciken der Nalnurl Ilier de fi'aalstc schclpcn, die mei duizcndc
klem^n schilleren in de voren van bel wiUe zand; gbids de barre klipiien aan de mondiug dcr rivier, «aarop de zee
te vergcefs de kracl.len liarcr kokciidc golvcii verspill, waar do bi^eedc bcrgstrocm zich ondcr ceno allijd<lui>cndc
woitlcliug mei bel zille nal vereeiiigt. lleerlijk eiland. bekoorlijk Java, dal zoo veci goddelijk scboons, zulke IrcOcndo