— :J2 -
vni. kloiii' cil gi^olor vn.i gesiulic dan ,le iiilaiiJois dci> ïuogcDnauidc! Sundii-Eilanden {Java, SumaO'a, enz.), on
hohlioii lang blinkend zwori linai-, dut zij, in ceii' gi-oolcn venvildci'dcn bos, incl cen sluk kalocn bovco op liet lioofd
bijccnbhidcn, «-anrdoor zij zicJi een olgenaardig «ocst voorkomcu gov«n. Bcbalvc dit verschil in menscl.em'asscn,
voi^iiccll rnci de bcrolking va« Timm- in; BcUoneren, die liet gi-ooUlc gcdoellc vau de oostclljk« lielft do» eilandi
inneracn, Timoi-czc, die len wswn der cerstgenocmde woncn, en Koepnngnczen, of de bcwoncre van bel zuidwcslclijt,8ic
iiileinde van Tùmr-, en ook dezc riric aoovtcn zijn, in velerki opzigt en voomamelijk in laal, vfin clkander ondereobeidcn.
Eon eigen scbiia beea nien celitcr nog bij gcene van aile waargcuomcn. De Bellonczen slaon groûtendeels ondcr
gezag van hct Poi'lugwelic Gouvernement te Biili (op de cooidkusl van Thaor gelogen). De overigc bc\vonea de
laiidscbapiKin Koepaug, A,mtHa, Amamiiif, Amfon-ig en SorHcâa, Taimhoc, Fami en Sa,uibny den Keizcr,
wlke K-gutrecks lot ons Gouven>eiiient beboorcn, of de Rijken KlcUSoiuibay, FialaraHg, Waiwiekoe-icaihalU,
Amn^ebmig, Ambc»oc. en Utociara, die jich bondgcnoolon der Oostbidisclie Compagnie noemen, wölk woord cellier
ni« bi te naauwe beloekenis moel genoinen woitlen.
De «-iiltkcurige rogerlng der iuUndseb« Torsten, die doorgaans liet regt des sterkslen uitoefenen, en zicli webiig
om de ,VCU011 des lands bekrennen, «eilen, die irouwcns iiicu dan bijgeloof en despolisme tot grondilag bcbl>-n, is
«einig gesebiki, om de zcdelijke verbelering liimncr ondcrdaoou le l»:vordcrcn. Onopl.oudeljike onderlingc oorlogen
zijn bicrvan mede bet noodzakeiyke gevolg; gelnkkig eeliler ^ijn doze van geenon blocdigen aard, daar de orangbianic's,
of voorveeblei«, die, in Imn ooriogsgewaad, op de zondorlingsle wgze met bonté kloedorcn en versiersclen van vcderen
en bladei^ei. 2(in uitgcdost, meestal den slrijd bcslissen, waaraa de hoofden der verelagene vijandcn met vcel festivileitcn
voor de woningen op slaken norden ton loou gesteld, als getuigen van den beldenmood der overainnaren. De industrie
5t.-,at er op oenon lagen trap, en ook in den landbouw zijn zij nog veirc Icn achteren, daar nlet cens het gebi^uik van
den plocg bü ben bokend scbijnt. Ilimne ievensn-ys is, evon als bunne l«bocften en kleedmg, lioogst oenvoudig; de
mannen bonden ¿ob mot de veeteelt of den landbouw bezig; de muTven zyn tun op den akker behuipzaam ofwéven
klec<ljes, viecbten mandjcs, doozen, matjcs van bamboes of gedroogde bladeren,.en leggon daarin eone ncüieid en smaak
aan den dag, dio zecr in slrijd schijm met biinuo onbcsebaafdo zeden en manieren, ja zcUs vatbaarbeid voor verdcre
ontwikkeling belooft. De klce.Ung heeft veel overceukomst met die der meer wcäteüjke bewoaers van den Archipelde
mannen dragen echter eene soort van roiszak ovor den linkersehouder, aan welks versiersolcn de kimnerken van zijnen
meenleren of minderen rijkdom ziglbaar zijn; de vrouwen klceden zieh met sarong en kabaai, cn beide seben loggen
eene cigonaardigc zuebl tel opscbik mel bonle doeken, vcderen, annbanden, ringen, cnz. aan den dag, die wü bij de
.lavaneu niol hebbcn aangctrorcn. Ook de wapo.ien vau den Timorces zijn van dIo van andere volkon vei-«hillendej de
kris is bij bem niet in zwang; maar daarentegen bedient hij ach van pijl, boog en sehüd, bebalve nog van oene soort
van pioVen en groole homvers of kleî^•ang's, lemijl de Koepangnozen schietgev.'cer gehrulken.
Bij al de woesüioid vau bun »Iterbjk, zijn deze mensehen zacbtzinnig en gastvrij ondcr clkandor; zlj sclmwon echter
de Europeanen, waarvan ik een zondorling voorbeeld zag op het elland Saniaxiic, toen «ij op zekeren dag mel do
sloop aldaar aan land gegaan waren, om eenige ververschingen I« koopeo cn drmkwater te lialen. Zoodra hadden wij
niet voet aas wal gczet, of de schuwe eilanders kropco in hunne donkero woningen, die m de schaduw van bet
zwnre goboomte als verborgen liggen, weg. Een Maleijer, die ons tegenkwam, wees om het vcrf)lüf van den Radja van
Kc^-pm^s. die op Samf,u,o woonaehtig is; liier meenden wij ons doel te bercilen, of ten mmsle eenige teregtvvijzing
te erlangen; ,loeii de vreemdsoorlige Vorst, die In bei middon vao zijn hüls, dal aan al de overige gclijk on zoo vuil
was, dal wij «r 1er naauwer nood hinnen durfden trcden, nevcns Iwoe z«-arle varkens, op do hurken bij hol vuur zat,
scheen ons niot te bcgrijpen. Sleebts «on roode geruite neusdoek, die een onzer uit den zak licl hangen, trok zijne
aandaoht lot zieh. In de hoop van einigen ruilhandel te kunnen doen, werd bem dezelve aangeboden; doch seboon
hij niel onbeleefd genoeg was om tc weigoren, blccf hij in zijno onbegrijpelljkiirid volbarden, en wjj mocslcn onvcrrigter
d lerugkoc
De bewonors van de oinsueken dor slad en van bot zuidwestwaarU nabijgelegene eiland Roiii zijn over het geheel
eenigzins besehnafder, o„ loggen. In hunnen omgang met de Eiiit)pcancn, vele goode hoedanigheden aau den dag; «
^n erkontolijk voor eeue goede tejegenmg, niel zoo lui cn afkoerig van werken, als men ben «-el a&cliildcrl; en ab
eeimiaal de beilrijkc openbaring van hei Christondom, helwelk hier ondor den arboid der Zendelingon meer cn moer
vorderingen maakt gezegoiide vruebtcn zal voorlhrengen, de onderdrukking der inlandsehc Jloofdcn doen verminderen
en de l«irbaorsehc gebruiken, dio aan Iiunne Uoidensehc Godsdionsl zijn verbonden, doen vcrdwijnen, kan gewis
oene gclukkigcr lockomst voor ben geopend worden.
De Geographlscbe en Naiunrkundlge gcsleldhckl van Timoi- l
•er. Mon beeil, weds van d :c lijdcn o
n ruini veld ter nasporing voor deskundigen
•r bezilneming aldaar. In het donkbecld verkecnl, ilut de git)nd cn
dit eiland
- 33 —
\ouiiiamelijk de bcddingen der rlvieron rijk waren aan goud en kopor; dueli hot vnicliloloos gravon, dal de Ooslindisuhe
Compagnie berliaaUle malen nani' dit proilukl liei doen, en het Geogiiostiscb ondcrzoek van de Natuutkundigc Commissir,
in 1828 cn 182Í), hebben genoegzame bcwijzen opgeie>ei-d, dal or siechis wcinig koiier en nog minder goud oj. Timor
«-ordì gevoiukn. De gitii.d draagl goeno kenracrkeii von \ulkanÌ5elic gesleldheid, inaai' vcrloont oeno formalic boofdznkolijk
van tel- en kalksteon, die nog in liaar ovoigangslijdpeik lot zieh allongs viirmendo \ruehlbarc grondlagcn verkeei l.
De bergen van Timor worden dooi-gaans ovordrevcu lioog opgogoven. Volgens Dr. s. niri.tRn vertieft de boogsW Ix^rg,
do lakimn, zieh sleobts 6000 voei; daarcntegcii ziet men op vcrecheldenc plaaUon op zieh zclve slnande iiaaklo
kalkrolsen, lu de inlaiidsebo taal faloe's geiioomd, die op ceiiigen afstand hct aanzlen hcbbon van zoovele mines en
gedenkslukken der Oudheid, en van bevige worstclingen der Naluui' gcluigen. Bclangrijke rivieren
niet, en, bclialvc de baai van Kocpaug, ook goeno havcns, die de schopen in de Wesl-Moosson vellif
de vaart längs de kusl b echter niel zoo gcvaarlgk, als door eenige Sehrgvoi-s woi.lt opgegevcn. Op sommige
lilaatsen b die kust van koraalbanken onigoven, waac«p fiflalje sebclpeii en zcege«as9cn ou aan den zuidooslkant van
Timor parel-ocsic« worden gevonden. Do jeo levcrt aan de walvbchvaardois, wölke deze slreken be^oekcii, cene
goede vangst, en velo Boeglnesehc praauwen bouden er zieh met hct vbschen van tripang bczig, De bosschon van
Timor zijn, behalvc aan hct reods genoomde sandelbout, rijk aal. voor den inlan.lcr nutüge boomen en planloii,
«•aarondor de lontarpabu en bebak «ne vooriuinie plaaU boklecden. Uli den lonlar lifkl bij zijnen p«bnnijn; <b5zcirs
vniebt diciil bem lot voedsel, en do bladewu tot het makcn vau doozen, mandjcs, eiiz.; teroyi de bebak hem houl en
bladorcn tot bei bou«-eu zljner wonlng vei-schañ. De bi-oodboom is Wer algcn.eoii; vele smakelijke vrucl.tcn zijn er in
üvervloed; de grond Icvort in de omsU-eken vau Koepang genoegzaMC bowijzen o¡. van gosehiklbcid voor het aankivoekiii
vau vci-scbeidene Europcsclic groonton, die ook op Java «'OKlon gevonden, en zoo de uilkomsten daar^an nog gering
zijn, moet zulks allecu woiilen loegeschrevon aau hct weinige werk, dat de iiigezclcncn er van makcn, Van het dierenrijk
zijn paai-deii cn bulTels voor den Tbnorees het bolangrijbse, Versclieui-endc dieren woixlcn er niet gevonden; alleeii in
de rivieren bouden zieli veol kaabnaiinon op, waarvan door bot bijgcloof ccu aanlal ongelukkigen de slaglolTei-s woi'den.
Wilde varkens, hertou, apcn, viedermuizcn, cene grooto versclicidonlicld van vogeb en insokton, ondor «elke laauie
vvü de imltigê bij recds genoemd hebben, viudl men in het woud, en längs de alitmden sehildpadden, wier sehaal,
ondir den naam van karet, een oiidergeschikl bandclsartlkol ullmaakl.
Inlussdien l.egon voor ons de tijd tc naderen, om naar de MoUáke^ over tc stcken. De Resident von Tim<,r
bad de vricndelljkhcld, ons eenige buffcb tot vervcrsclii..g voor de cquipage ten geschonkc te zendcn. Een Iwintiglal
paaitlcn weixlon iiog aan boord gebragt, voor den Gouverneur dor MolMcs lieslemd, lietgeen d« battoiij van de
Triion naai' eeneu juisl niet zecr aangcnameii slal dccd gelijken. Na een voerllcndoagseb veiblljf ligtlcn wij hct onkei'.
Oll rigtton onzen koeis längs de oostkust vau Timor naar Ambaim.