üJil. !•
Jen ])ass3ngrnJian teruf. Mol veriiieuwdci;
opcoden dnai'bij bai e scIioiTC
hun vervelencl inisbanr
a « Scilep)«:!« in «cli vcreoiiigl! — Eeii hcvig oiiwe.lcr jo.
ijvei- vci-liief zicb lliaiis du oorvci-soliciii'CiKlo iii!iiii<lsc!ic muzijk; de
kukii, cn weiiJdiM; eii dranidon de geocfciidc Icdemaien op aile mog:clijkc mjzco; eii gcwis
;ic)g ccii' gcruimcii l'ijd voorlgeduuixl bcbbeii, zoo uiet de sloilrogcii ceii ciiide »an bmine vreugdc hnc! gcmaaltl. Dnop
de ondcvvinding gclcerd, wciiddcii sominigcn oDzcr eeii' vccibeteekenciideii blik iiaiir den hoog gczxvoilcii' Tjibinneätigansiiwm,
cn «emigc uren laier vcruamcD wij daarvaii iiiei zondei' scbrik do reden. De iware regenbuüeu vocrden ecncii
locvlocd van i\-aler van de bergen, welke de rivier uicl kou verzweigen; plotseliug Irnd zij builen bai« oevers, bcroiklo
de oQiliggonde wouingeii en dreigde dezclve met reue algcheelo veiuieling. In den passangraban stond weldra een paar
vuel ivalei'; wij slapcldeo cenige bälie-balic's op ellaiider «n zoehten daar ecne schuilplnals, doeb verkeoi'doii nietlemiii
in du giwlsle bekoiumcriiig van door den.steeds siijgenden walervlocd medgeslecpt te worden cn ecnen onvcrmijdelijkeD
dooU in de golvcn le julleii vinden. Gclnkkig ecbler was ooze hagehelijke loestand van korSen duur; inet dezelfde snelbeid
als dezc btajir was ojigekoinen, liep liet waler ook weder af, en reeds vöfir bei aanbrcken van den volgenden dag
was de slroom binneo lijne oevere leriiggokeerd. Dankbaar verbeugd Over de onvcnvaeble redding, oordeelde men licl
i-aartiaam niet langer te Tjibiiwcäiiguii le vcrtoeven, maar liever bot Strand tot aan de kaoipong Tjünnghahan te
volgeo, cn van daar, na cen paar dagen nistens, de lerugiiis naar de biimenlanden aan le nemcn.
Tc Tjihngkahan namen wij deel aan eene lierlenjagt, die door cenigo Heeren van Lclink (de verblijfplaal» van
den Assislenl-Residenl der Zuidei-Alilceling Lebak) en suininigc iulandsehe lloofden was voorgenomen. Hol terreiu, voor
de jagl beslemd, werd reeds daags te veren door Javanen ingeslolen; daama verdeelde zieb iiet gcjelschap en v.-illo
liosl in de nnaslhij zijude of Iwsl daartoe gelegene boomen; de hertebecsten werden vervolgens door mecr dan Iwee bonderd
inlandew inet Den verv.-mriijk gctier cn gesciireeuw oiigedroven, lerwijl bet moorddadigo lood van alle zljden op bet
vermcende wild gerigt was. Ilelzy eebler de lierlcn zieh wisten sebui! te bouden, of reeds bij bet onisingelen van bun
verblijf ile vlugl baddeii gekozen, wij zaien den gansciien dag in onze groene hinderlagen zonder eenig wild le zien, cn
liadden bovendien vroesselijk van ecne soorl van roodc inieren le bjden, die zieb hisseben de bladcren badden genesteld.
Eeiiige wilde paauweii moesten ouze loleurslclling misgelden, om uiet gebeel plalzak te huis tc komen, Den volgenden
morgen vToegtijdig zou de jagl berbaald woixlen, maar dltmaal op pedAlie's met karbouwen bespannen, Na langen tijd
door bei ougcbaande gelrokken en eindelijk ook bet wild opgespoord te bebfaen, daehten wij de schade van den
vorigen dag IE zullcn berslelleii; doch onze luije laibouwen waren door zachtbeid noch dwang van liunnen langzamcn,
immer denzclfdcn sup af tc breiigen, en de herlcn bleveo zonder moeiie builen het bereik onzer buksen, Ten laatete
mocslcn wij van de inislukle jagt arzicnj de pedilic's werden buiswaarls gewend, en ziel! op eenigen afsland van de
kajupong Ijcraerklcn de logge ü-ekdieren naauwelijks dcze bcweging, of alle holden ui eenen fclucbligen galop n
sul. Allerhcvigsl weitlen wij op de n
•e pedaiie's gesciiokt en g^kneusd; doeb liet belagchclijk gezigt der p
morsiers deed ons de pijii vcrgelcn.
i wij namen ons voor, niet verder de vreedzame berten in bnnne sebuilliockcn
ria eenen mocijelijkcn logt van 36 palen, dwars ove
begroeide Ke^uüiiigsc/ie gcbeigte, berciklen wij bei ongeve
deed zieh dit plaalsjc a:
lächakelingen van sleillen en rayijnen van het digt
in het midden van Bantam gelcgene Lebak. AUerbckoorlijkst
sleenaelilige lioogle naar belzelve afdaalden (Piaal XVTD).
n bet midden eencr lommcn'ijke vailei, welke rondoni door ccn 8 à 000 voelcn boog gebei^e wordt ingeslolCR,
kronkelt zieb dc over bare sleenaeblige bedding voorli'uiscliende rivier van Lebnh in twee lakken Lmgs de woningen
der wemige alliicr aanwczige Eiiroiieaneu on de nedcrigc karapongs der iiilandsebe hevolking; Loogc klapperboomen
oversebaduwen bare lioorden; op cenen lieuvcl aan de noordzijde van LMt ligt een forlje, door ei
iiikudsche soldalen bezel, e
enigzins hoogere dak dan die der omrbigendc
bamboezen bultcn, dc dalam van den Regeni
bel midden van licl eenzelvige grocn der o
waaixloor de scbooiilieid van deszelli lining ie
. Bij den eerelen aanblik schijnl Lebuk, als de cenige bewoonde plaaU in
Iiafiienbare wouden en geberglen, aU door betoovcring onUtaan le zjjii,
ts bijzonder IrefTcnds onlvangl. Onder de feeslclyke loonen der gamelang,
il gecstdrifl legcnover bel buis van den Aiiislenl-Hesidcnt wcrd bespecid, daalde de Irein in de vlakte af, »Iwaar
WÜ met eene ecbl ludisebe gailvrijlieid door genoemdeii Ambtenaar, den Heer S., onlvangen werden. Zieh te verkwikken
door cen bad in dc hcldere rivier, cn de gcledeiie verinooijenissen door allerlcrlci ververscliIngen le bcrslellen, was ook
bier, zoo aU op Sedere plcislcr)ilaau op Jam, waar men na ecnen langen, mocijelykcn reislogt aankoml, onze voomaaraslc
iKzigbeid. Staligc iKxoeken werden des andei^en daags over en weder gcwisseld bg den Regent, en daar ook Z. II, bel
zijne wilde loebrcngen, om ons kort verblijf luister bij te zetlen cn Ic veraangenamen, noodigde bjj ons op ccn dcjeunei'-
dinaioir. Ik slelde inij voor ecne dalam le zie», gebeel op de cigenaardigc inlandsche wija; iiigerigl, doch was niel
welnig ^e^^Yondcrd, in hel baitilioczcn huis van den Regent Ilollaiidsebe meubelen, ja zelfs cene Vriesebe Uok ¡erug
ic vinden, Dc Torsi was in eon soorlgeljjk kosluum als dal van den Scrangsclion Regent gekloed, botgccn ann zijne
rijzige gMlalle een fraai voorkoinen gaf^ zijn vriendelgtc cn innemend gelaal drocg alle kenleekcnon van seliranderlieid,
.iTiì'*"" '
<
13
ijflii
m