„ begin, c ili'iigeii. pugiiigcii vail den ijvci'igiu Zcmkliiig J. FISN aldnnr licibame > II ünl ook in 1840
wudcr ecu Piwlitaiil ic Bmida Is anugpstcld g;cwoiJcii.
Wat «ij gedurendo oiii verblijf K Biiiu/a aoii \oricwcliiiigcii v.iQ giwiileii, \ruflilcii, on^, inocsloii oulbcren,
diiiii- dc doirc oiiulitkcii der slad derolve iiiet seliijncii le "illeii opioei-oii, word ons vergocil door ecu [Wiir uilstapjes
iiiini- (le noten()erLeii, die wij, in gc«lscli.i¡) vnn deii Rcsideiil eu ccuigc andere Ucoi^eii, gcdecUelijk Ic paard en gedccllclijk
ill diangslocleii deden. Mel eenc groole icntslocp (oramhaai) nerdon wjj bi eeii kwarlicp uur lijils naor (ieii overwal,
Ginol-Bandit, of Lontoir, gtscbc|il, CD vondcn dn.-II' paaj'deii gcrecd, «¡lapmedc wij de sleiie I^olsnclilige bergen, die
ul dmielijk aan dc kust anilioü¿- rijícn, besiegen. Olklioou mea bier dc uitgcsli'dle luiior.imn's del' J:iva$ciie biniieiibiuleii
iiict aanu-cll, biedl cclilci' dc r(ntuur cr schoouliedcu vau ecQ nulei' kamklcr nan, die iiicl luiudcr scbilderaclitig
niogcQ gcnoemd woi'dcn. Ilct gcheelc cilaiid bcslaal uil ccnc aancciiscliakcliuj van Lcuvcis cii bei'geii; ijiing:\vokkende
i jlscn, iiicl scliici' bodiigle wanden of gajicudc afgrondcn, \ci'looueii zicii icdcr uogniblik, cn vomicn cene Ire/reii.ie
icgeiuitclling met iict Icveiiiligc grucn der )>ossclicn, die zicli over cn tusscbcn ciczelic vei'S|>i'ciilen. Hier cn daar liccl\
men gctracUt dc Ijcigpadcn Ic vcibclei'cu, door tmppeu in dc klipjicn uU tu Iiouwcn, waai' dc slciltc iiet bcklimracn
cn alUaleii gevaailijk, zoo iiict oiidocnlljk maakt. Met dc grootslc voorzigligiiciii cn tocli zcer bclicndig, di-ocgcn ons
de koulies incl dc dmagsloclen over cn längs dczc .plaaUen bccnj docli zij, die le pnard ZAlcn, waren dikwijls genoodzaakt
111' Ic slijgcn, om legen dcze of gcuc sleillc op le klantei-cn of iu dc mvjjncu af te dalen, wnaibij «ij de giootslc uiocitc
haddcii, met liunne paarden bij den loom le gelcidcn, Op sommigc plaauen zagcn wij nog do oveiblijfselen van oude.
balleiijcii eu stcrkleii, waamndci' \ooiiil lict furl ffollandia, bmcn de iicgorlj lonlnir, mei kwaardig is, Vites vooinikle
dieren IjcsUat bier uiet; doeb lucu icidc ons, dal cr zieh zoovccl tc mecr slangen ophoodcn, \i'aarvan \\-ij er
cclilcr gccnc onUnoctlcn. Vogels cn vliuders zagen wij In mcnigic, vooral dc scboongcvederde lori's, die door de
in) lindéis gcvaiigcn cn voor wein ig geld verkocht n-ordeii.
Te niiilden dezei' scliildcrachtige gobcrg;len liggcn 24 nooUnuskaat-tuinen of notcnpci'kcn vcisprcid, de mceslc o]»
can kwartier atlauds van eltaiider. Op cnkclc vertocfden wij ecnen kortcii lijd, cn wenlcii dan door de eigeiiaars, tie
perkenicii, op dc uiccsl gastvrijc mjze onlvangcn. Dei^ mcnscheu leiden bier ecn iioogst ccnzclvig leven; de mceslc
z'yn aütamJiielIngen ran Europconcn, cn daar zij zlcli bjjna nooit builcn hunuc ¡lerken vcrwjjdcrcii, licbben zij ook
geen' anderen omgang dan met liunne buisgenooleu, en — als men dil omgang mag noemen — met een bonderdtut
liondci'd twinlig-tai slavcn of Gouvcmements-banneiingen, die den arbcid in de ¡«rken vcirigten. Uunne dcnkbecldcn
slrokteu liub daaixloor «'Ulcn verdcr uit, dau tot datgenc, wat onmiildellijk tot bunncu wcrkkiing belioort; maar ook
iiioixloor kenneu zij wcinig bclioeften, cn gcvoclen zicU voor zieh zclvc levKden en gelukkig. Uet Gouverneuicnl vcrlcenl
anil buiiue cultuur oiiderstand in bcscbermiiig, waartegen bet zicli bet mono|)olic van den nootmuskaat-Iiandei iiecR
locgciiigcnd, Wij zagen de wcrkzaanibedcn, die door bet jaargetijdc aau dc notcn-cultuur werden aaiigewezcn. cn
destijds (Februarij) iu bet droogcii in de zou of in brocihuizcu, bcl kalken en inpakkeii van noteu cu foelie bcstonden,
icrniji de bclangrijksle arbeid, bet piukkcu der vrucbt, ecrst in April, cn daarna weder in Augustus en Novcmlwr
plaali bccñ. Dc overig« bijzouderbedcii van bet kwceken en dc bci-ciding der noten wcitlcn ons door de perkcnicrs
inondelbig niedegcdcetd, docb laten wij bier onvcrmcid, daar reedi vele i-eizigere dezclve liebben bcschrevcn. Beiialvc
dc gcdiwgdc noten cn foclic, zoo iils zjj in den bandel voorkomcn, verkoopen de perkcnicrs nog nooUnuskaat-olic
en iuep, (lie dour sluking cn peisiiig uit d« nolcn wordt gctrokken, waarloc echter iillcen de gcl)rokeu of oangeslokeii
nolcn gcbezigd, en zorgvuldig afgczondci'd worden. l)aar men voor ccne fleseli olic 60 @ ' noten noodig liecft, is
dc2clvc, even als de iiotcnzecp, wer koslbaar. Ook kweckt de perkcnicr nog kofDjbaomcn, die tusscbcn dc notenboomca
worden geplant, ler«ijl de sierlijkc hooge kanaric, die zijnc perken tcgcn bcvigc wiuden cu de feile zouncsU^alcn bcschut,
iicni nog cene vruclit opiovcrt, die vcel naar amandclcn gclijkt, cn welker olic, als Bandasclie kanarie-olic, voor dc
beste grbuuden wordt. I [el geiiecic gctal nolcuiicrkeu op de gezamenlijke Banäa-Eilandcn Ijedraagt 32, welkc gcmiddcld
45000Ü ffi uolcu cn 120000 g foclie '»jaars afwerpen. Dc nolcn worden in dc Gouvernenienti-pakhuizcn afgclcvcrd;
dc gocdc of zoogcnaamdv volle nolcn tcgen b 16i cents bet 9> de magere tcgcn 5, cn dc slukkeii of gebrokcn
noten legen 3J- ceiiU.
Ilet was oHisu-ecks G uro des avonds, loen wij van onzcn togt aan bet landiiius Oraiig-dalaiifi, op ecne lioogte
\an 1200 voct, Icgcnover de slad gelegen, lerugkwauicn. De Gucaang-Api verbicf zijnc dikke i-ookzuil, door geen
windje uilcengcdrcven, slalig omtioog, totdat de sulferwolkeii cencu ijicrcn dampkring Iwi-eikteti, van waar zij zieh n'cdcr,
nici ai de vurigc klciu^n van den glueijcudcn wolkcntrans, waarin dc ondcrgaandc zon sebeen weg tc zinken, als dc
lilueiiili'osscn van den goudcii regen naarde aarde leruglxigcii. De slad ¡Vcira scliecn in ecn bekooi lijk minialuur licrscha|>cn.
Dc meer vernijdeidc cilandjes aan dc oosUijde vcrdwencn langzaam in die purpcrkleurige onzekcre nevclcn, welke bet
luclitgcwclf met den watcrapiegcl docn inccnsmclleii, terxvijl do aTOiidstlieinering liaren sluij'er over hcl aai'drijk uitsprcidl.
« üiija»