
VERONICA arvensis.
Akker Eerenpnjs* .
Hoogduit sch. Feld Ehrenpreis.
Engelsch* Wall Speedwell. Speedwell Chickweed.
Bloeit in April en Mei, en soms ook nog in Junij en Julij. ©•
Diandria , MONOGYNIA 5 TVeehelmigen , Éénslijligen.
Naluurl. Rang volgens linn. XL, Personatae i Grijnsbloemigen. Rhinanthaceae j DECANDOLLE.
GesLACHTS-KENM erken. Coi'olla limbo 4 -p a rtito , lacinia infima angustiore; de bloemkroon
met eenen vierdeeligcu boo rd , de onderste slippen ..smaller .dan de overigen. Gapsula
2-locularis $ de zaaddoos tweehokkig.
SOORTELIJKE kenmerken. Floribus-subsessilibus; met de bloemen bijna ongesteeld. Foliis
inferioribus peliolatis cordato-ovatis serratis, caulinis crenatis, floralibus lanceolatis sessilibus
pedunculo longioribus; de onderste bladen ges teel d , hartvormig-eirond en gezaagd, de steng-
t>laden gekarteld, de bloeibladen lancetvormig ongesteeld, langer dan dé bloemsteeltjes. Laci-
niis calycis inaequalibus ; de kelkslippen ongelijk van grootte. Gapsula obcordato-compressa ;
de zaaddoos omgekeerd-hartvormig en zamengedrukt.
De wortel is vezelig. De steng nu eens regtstandig, dan weder meer o f min u it gespreid;
nu eens zéér ileiri, gelijk men ziet inde fig. D, zijnde die plant, welke veelal
als eene dwergachtige verscheidenheid (var. nana) beschreven- i s , dan weder 1-2
palmen hoog wassende ; geheel met fijne , stijve, openstaande haren bedekt. De onderste
bladen zijn tegenovergesteld, kort-gesteeld, eirond, gekarteld en behaard;
midden op de steng van gelijksoortige gedaante, doch ongesteeld, en naar mate zij
hooger staan, meer overhoeksch en zich ten laatste als geheel overhoeks^geplaatste,
lancetvormige , gaafrandige schutbladen voordoende, waardoor de p la n t, als zij vrucht
draagt, een geheel ander aanzien verkrijgt. De bloemen zijn zeer kort-gesteeld,
eenzaam in de oksels der middelste en bovenste bladen geplaatst. Men ziet bij a de,
even als in andere soorten van Eerenprijs, eenigzins onregelmatige bloemkroon met hare
2 meeldraden. De kleur der bloemkroon is blaauio, doch wordt meest rozen-rood-
a ch tig , als zij begint te verwelken. Men ziet bij b de 4 on gelijke en behaarde slippen
van den kelk, grooter dan de daarin bevatte zaaddoos, gelijk zij vroeger ook
grooter dan de bloemkroon was; bij c eindelijk de zaaddoos afzonderlijk. De figuren
a , b en c z jn vergroot a f geheeld.
Groeiplaatsen. Op drooge gronden, oude muren, enz*
Zeer algemeen door het gansche land.
De dwergachtige verscheidenheid {fig. D.) komt op de wallen van Utrecht en elders voor,
op de meest uitgedroogde plekken , doch gaat met ontelbare tusschenvormen geheel onmerkbaar
in den gewonen vorm dezer plant over.
Huishoudelijk gebruik. Zou volgens galenus, aangehaald door houttuyn* een uitmuntend
middel zijn tegen den Dollen- Hondsbeet.