
MYRIOPHYLLUM alterniflorum, decandoele.
Klein Vederhruid.
Bloeit op het einde van Junij.
Monoecia polyandriaj Eénhuizigen , veelhelmigen.
Natuurl. Rang volgens tnw. XV. Inundatae, Waterplanten. Onagrariae, Decahdolee.
LlSfïfïï È 4 caduca, Stamina 4 , 6 , 8. In de minnelijke
bloem .s de kelk 4-Splet,g, 4 afvallende bloembladen, 4 , 6 of 8 meeldraden. Femina. Calyx et corolla
m an s, Pistilla 4 , Stylus o , Semina (nuculae) 4 corticata. In de vrouwelijke bloem zijn de kelk en de
bloemkroon even als die der mannelijke bloem, 4 stampers zonder stijltjes en 4 gedekte zaden of nootjes.
SooarEumEKEHMEaKEn (volgens sraEnuEE Syst. Veget. III, p. 853) Folüs pinnatis capillaceis abbreviatis :
met de bladen gevind haarvormig en afgekort. Spioa terminall pauciflora; de aar eindelingsch, schraal-
zórder‘gmhutbl"adjes ’ ^ bloemen overhoeks geplaatst, de mannelijke bloemen
W ij zijn m de aangename gelegenheid, om van deze, vroeger in ons Vaderland nog nimmer
opgemerkte en in Europa hoogstzeldzame p lant, eene beschrijving en afbeelding hierbij mede to
d y ten , naar exemplaren derzelve te Harendermolen, bij Groningen, gevonden. Deze geheeld
plantsoort is eerst sedert het jaar i8 l5 l i j de Botanisten bekend, in Kelt jaar namelijk de
beroemde decakdolle haar bij Nantes gevonden, voor het eerst bekend maalte in het Zesde Heel
L *Pn ”, Zl)nel F1°re Française. Later is zij ook in Westphalen en Mi Tweebruggen
gevonden. De plant, thans ook m ons Vaderland in het tijdperk van haren bloei aangetroffen
hebbende, kunnen wij enkele twijfelingen o f onnaauwkeurigheden in de beschrijvingen onzer
voorgangers ophelderen o f verbeteren. 5
™ant JrSa Vef \ en fiÏner ïn °Me hare deelen dan of Myriophyllutn spicatum,
( t e deze Flora N . i5o), of JYI. verticillatum, (zie deze Flora N°. 335)/ De wortel is vezelig,
t e a v T tMt fml t r^ a y ° fmig * m het water digt aan des zelfs oppervlakte drijvende, De bladen
. Jt 6 ^6S 6 . Ij e Sfen meer gewoonlijk plaats heeft, drietallig om de steng gekranst. gevind
Z L , T 7 ° rj T 8e « É W/ lke z66 lanS dat de lengte van het geheels blad des zelfs
f7r/ir/z>r’t eC'* 1 w. e} ni& PveTtreft. De bloemen zijn in eene schraalbloemige aar vereenigd en zeer
De nrt > . . . f es?f r sommige schrijvers gissen, dat dezelve tweehuizig zouden wezen,
„pnnnrrt en vro“we, 1j e bloemen zijn, gelijk men in de afbeelding z ie t, soms alleenstaande of
enb 7 L ? ° t i S •J?ie*3J aat?tr> soms daarentegen inderdaad kransvormende en aan den voet
dnvb " w 1 1 ™ bloe'hladen {fotia floralid) omgeven, van diergelijke gedaante als de stengbladen,
, , , , elner‘ a mannelijke of bovenste bloemen zijn doorgaans twee in getal, doch
W W M Ê lÈ Ê È m deej e? aan den voet. Men ziet bij a de mannelijke bloem, bestaande uit
eenen zeer kleinen ^ spletigm groenen kelk, 2 o f 4 geelachtige bloembladen en zes meeldraden;
. / „ j r i I B S bloembla<len; bij c de vrouwelijke bloemen aan hare 4 karmijnroods stem-
d o L tn herkenbaar. Alle deze figuren zijn vergroot afgebeeld. De plant strekt zich
doorgaans ter lengte van 2 tot 4 palmen in het water uit.
Ghoeiplaatsek. In veenaohlige ondiepe wateren.
Harendmmrdrn 1 °P eene bolanische wandeling in gezelschap met den Heer a. K. hommes, gevonden bij
“ n ^ C ^ ^ a r d a a t 0^ ' ’ ’ " f f ^ - g r e n z e n d e aail
Iiunïïd’ w ó rd ë /.GET rc ' Zi’ zal WaarschiinUi k i even als JUyriophyllum spicatum,nuttigd worden en hiervan geen nuttig gebruik nog bekend zijn. door 8g een vee 6ge