
ERYTHRAEA (Chironia) Centaurium.
Gewoon Duizendgu Idenkruid.
G ew o on lijk . Centaurium minus.
Hoogdustsch. Tausend Gulden-Kraut, Fieber-Kraut,
Enge lach. Common Centaury.
Nederduitsche bijnamen. Cent atme Gentiaan; klein Duizendguldenkruid, kleine Santorie.
Bloeit in Julij en Augustus, © .
P entandbia, Monogynia ; Vjjfhelmigen, Êènstijligeh.
Natuurl. Rang volgent L i nn. X X . Rotaceae. Radbloemigen. Gentianeae, DecanbolLb.
G e s l a cnxs-Ken m e r k e n . Calyx 5-fidus; de kelk 5-spletig. Corolla infundihuliformis, limbo 5-lobö }
de Bloemkroon trechtervormig, met 5-lobbigen boord. Stylus declinatus; het stijltje nedergebogen. Sta-
mina 5 , tubo corollae inserta, antherae post deflorationem spiraliter contortae; 5 meeldraden in de buis
der bloemkroon ingeplant, de uitgebloeide helmknopjes schroefswijze gekronkeld. Capsula 2-locularis; dé
xaa dd OOS 2 -bokkig.
Soortelijke Kenmerken. Foliis oblongo-ovalibus, basi rosaceis congestis; met de bladen langwerpig
eirond, aan den voet in een. roosje bijeengeplaatst. Caule elongato; de steng uitgerekt. FloribuS
iasciculato-paniculatis, basi squamis 1-2 cinctis; de bloem eene bundelvormige pluim vormend, aan den
voet van i »2 schubjes omgeven.
He t is reeds vroeger opgemerkt, dat de in deze Flora n ° 276 afgebeelde Chironia Centaurium
eene van deze verschillende soort is, en wel Erythraea linarifolia van Persoon, q/* Erythraea
lïttoralis van f r ie s , door hare lijnvormige \-nervige bladen van de echte Centaurium wel te
onderkennen. Zie mijne Flora Belgii Sept. I , 2 , p. 718.— nieuweren hebben niet alleen
het geslacht Chironia, maar ook het geslacht' Erythraea, (tot hetwelk , ook naar de nieuwste
uitgave van het Systema Yegetabilium door Sprengel , deze beide planten behoorenj) van het
oudere geslacht Gentiana van L ïnnaeus afgescheiden.
Hen zie t het verschil der genoemde soorten door de beschouwing van de nevensgaande afbeelding.
De bladen zijn langwerpig o f soms lancet vormig, Z-nervig, zoo als men bij a ontwaart. De
bloemen zijn aan den top der steng in eene pluim of liever in eenen bloemtuil (corymbus)
bundelsgewij s vereenigd en gedeeltelijk ook, op soortgelijke wijze, aan enkele van hare zijtakken.
Men z ie t bij b van ter zijde eene der buitenste gesteelde bloemen, met twee kleine
schutblaadjes aan den voet des k e lk sy die h ief slechts zeer weinig korter dan de buis der
bloemkroon is \ bij c de bloemkroon van bovengezien en geopend, gelijk ditgedurènde eenige
uren op eiken dag door den invloed des lichts geschiedt. Bij d zie t men eéne reeds veel verder
gevorderde bloem uit het midden der bloemtuil. Deze bloem is ongesteeld, heeft den
kelk nagenoeg even groot als in f g . 6, doch de buis der reeds gedeeltelijk verwelkte bloemkroon
tweemaal langer dan de kelk. Het blijkt dus y dat het gesteelde der bloemen en de
lengte van den kelk i n . verhouding lot de lengte der bloemkroon-buis in dit plantengeslacht
tot de alleronzekerste.envn eene en dezelfde plant vaak verschillende kenmerken behoor e n ,
Weshalve sommigen der talrijke soorten van Erythraea bij de nieuweren, op zóódanige, be-
dr ie gelijke kenmerken gegrond, als geheel onbestaanbaar moeten verworpen wórden. Men
z ie t bij e de nog niet geheel rijpe vrucht, welker stijltje aan den top duidelijk in tweeën
Verdeeld i s , terwijl hetzelve ^ .Erythraea linarifolia meer eenvoudig is. Z ié deze Flora
n ° . 276, f g . d en e. Eindelijk is bij f een der meeldraden met schroefswijs gekronkelde
helmknopjes, vergroot afgebeeld. De p la n t groeit 2-4 palmen hoog.
Groeiplaatsen. Op opene zandgronden.
Behalve de niet geheel zekere groeiplaatsen van de Gorter, Meese en anderen, groeit de echte kleine
Centaur ie , volgens de mij medegedeelde exemplaren van den Heer van Di ik , bij Werkhoven, in de prov.
Utrecht en bij Amersfoort; volgens opgave van den Heer F . Dozy veel om Eindhoven en bij Castricum
in Noordhollandj volgens mijne eigene waarnemingen bij Breda, Breesaap bij Yelzen en elders op vochtige
plaatsen in de duinen van Holland; te Brummen bij Zutphen; te V u ch t, Boxtel en Best bij 's Her-
togenbosch, en eindelijk te Haren bij Groningen, van waar de afgebeelde plant herkomstig is.
Kracht en Geneeskundig Gebruik. Het kruid, hetwelk men meestal als een extract aanwendt, ia
een voortreffelqk bitter, versterkend en losmakend geneesmiddel, hetwelk met veel nut gebezigd wordt
tegen tusschenpoozende koortsen, zwakte van maag en ingewanden en neiging tot waterzucht.
Huishoudelijk Gebruik. De bladen leveren eene gele verw op (Reuss)* De plant is aangenaam
voor geiten, maar niet voor runderen, of ander vee. Pan Suecus•