
SPARGANIUM nat aus.
fl
Drijvende Egelskop.
Hoogduit sch. Schwimmender Igelskopf.
Engelech. Floating Bur-reed.
Bloeit in Junij en Julij. %•
Monoecia , triandria ; Éénhuizigen , Oriehelmigen.
Na tuur L Rang volgens linn. III. Calamariae, Biesachtigen. Typhaceae, decandolle.
GeslaCHTS-KENMERKEN. Mas. Amentum su brolundum . Calyx 3-p h y llu s, Gorolla o ; de
mannelijke bloem h eeft een rondachtig bloemkatje, eenen driebladigen k e lk , geene bloemkroon.
Femina: Calyx 5 -p h y llu s. Gorolla o. Stigma bifidum. Drupa exsucca, 1 - sp e rm a ; de vrou-
welijke bloem heeft eenen 3 -bladigen k e lk , geene blo em k ro o n , eenen tweespletigen stempel en
eene d ro o g e , éénzadige vrucht.
Soortelijke kenmerken. Foliis decumbentibus p lan is; met d e bladen nederliggende en
vlak. Pedunculo communi sim p lic i; de algemeene bloemsteel eenvoudig, Stigmate ovato b r e -
vissimo; de stempel eirond en zeer k o rt. Gapitulo masculino su b so lita rio ; h e t mannelijk
bloemkatje meestal eenzaam.
De geheele plant drijft in het water o f groeit op den bodem van des zomers droogge-
loopene slooten. De wortel schiet met fijn e , vrij lange vezels in den moddergrond.
De bladen zijn tweemaal smaller en fijner dan in Sparganium simplex (Zie deze F lo ra
N °. 255.) geheel lijnvormig, stomp, drijvende o f nederliggende. De bloeibladen (folia
floralia) hebben dezelfde gedaante, doch zijn korter en slaan meer regt op. De
gemeenschappelijke bloemsteel, o f het bovenste deel der steng is geheel onverdeeld,
draagt aan den top doorgaans slechts één kopje mannelijke bloemen, waar tusschen
van onderen somwijlen enkele vrouwelijke bloemen gevonden worden, e n , lager
2 o f o vrouwelijke bloemkopjes, waarvan het onderste gesteeld is. Men ziet bij a eene
enkele mannelijke bloem, bestaande uit 5 kleine geelachtige als verdroogde kelkblaadjes
en 3 meeldraden; bij b , vergroot, de vrouwelijke bloem, bestaande mede uit 3 als
verdroogde kelkblaadjes en een vruchtbeginsel met eenen zeer korten eironden eenvou-
digen stempel; bij c eindelijk, mede vergroot, de éénzadige vrucht. De steng is dikwijls
2-4 palmen lang.
Groeiplaatsen* In z a ch t-stro om en d o f stilstaand water.
Deze so o rt is h e t eerst als inlandsch vermeld d o o r den Hoogl. reinwARDT , welke dezelve
in vloeijend water in ons vaderland h ad aangetroifen. Sedert is zij wedergevonden in h e t Onland
f eene moerassige landstreek bij Groningen, d o o r den Heer G. backer , zeer veel in de
Peel bij Deurne en bij Lieshout in Noord-Braband, zeldzamer bij Voorst op de Veluwe,
d o o r den Heer J. WTTEWAALL; in d e Wqchensche veenen bij Ngmegen, d o o r den Heer
s. t. HOEFMAN. Eindelijk is dezelve d o o r mij zeer dikwijls aangetroffen in veenachtige wateren
te Haren, Harendermolen, en vooral veel te JËelderwolde bij Groningen, z ijn d e .d e afgebeelde
p la n t van d e laatstgenoemde plaats.
Huishoudelijk GEBRUIK. In d ien h e t al te dezen opzigte n iet overeenkomt met hetgeen bij
d e Sparganium ramosum (zie onze Flora IL N0. 2 5 5 ,) zal h e t e chter voor vele waterdiertjes
tot woning en voedsel dienen.