
SALIX triandra.
driehe lmige W ilg .
Hoogduitsch. Dreymannige Weide. Buschweide.
Engelsch. Long-leaved triandrous Willow.
Hederduitsche Bijnamen. Waardenhont. Graauw Waardenhout. Tweebast-Waardenhout
in Zuidholland geheeten. Behoort onder de Bindwilgen, volgens H o u t t u y n .
Bloeit in het begin van Mei Ij.
D i o ó c i a , D i a n d r i a ; Twcehuizigen, Tweehelmigen.
Natuurl. Bang volgens L i n n. L. Amentaceae, Katjesdragenden.
G e s l a c h t s -K e n m e r k e n . Flores dioici, rarissime monoici, ju la c e i; Bloemen tweehui-
z ig , zelden éénhuizig, uit bloemkatjes bestaande. Squamae 1 -florae, imbricatae; de schubben
1 -bloenüg, overeenliggende. Glandula genitalia cingens ; eene honigklier rondom de bevrfich-
tingsdeelen.
Mas. Stamina 1—5 , saepius 2 ; in de mannelijke bloemen zijn 1—5 , doch meestal 2 meeldraden.
Eemina. Ovarium 1 , Stylus 2 -fid u s , stigmata 2 seu 4 ; in de vrouwelijke bloem is één vruchtbeginsel
, h et stijltje 2 -sp le tig , de stempels 2 o f 4 in getal. Capsula 1 -lo cu laris, 2-valvis , po-
ly sp e rm a ; de zaaddoos 1 -b o k k ig , 2-k le p p ig , veelzadig. Semina comosa; de zaden gekuifd.
S o o r t e l i j k e Ke n me r k e n . Arborea; boomachtig. Foliis oblongo-Ianceolatis se rra tis,
adultis utrinque glabris, stipulis parvulis; de bladen langwerpig-lancetvormig, gezaagd, volwassen
zijnde aan 'dreêrszijden onbehaard; de steunblaadjes klein. Staminibus te rn is; de meeldraden
3 in getal. .
De jonge takken zijn graauwachtig-groen of bruinachtig van kleur. De twee- en driejarige
schors valt van zelve a f , waarom deze soort, even als Salyx amygdalina, ook
wel tweebast genoemd wordt. De bladen zijn van onderen eenigzins zeegroen. De
bloemkatjes komen te gelijk met of even na de bladen uit 9 (amenta coaetanea). Der-
zelver spil is eenigzins behaard. Men ziet bij a eene vrouwelijke bloem, bedekt door
een langwerpig zeer stomp of eenigzins uitgerand, een weinig behaard, groenachtig-geel
schubje ; bij b de> stamper, gedragen door een kort steeltje, aan welks voet het groene
honigkliertje zigtbaar is. Het vruchtbeginsel is onbehaard en loopt van boven in twee
zeer korte stijltjes uit. Men ziet bij c de opengesprongene tweekleppige zaaddoos, met
de lang-gekuifde zaadjes daarin ; bij d de mannelijke bloem, bedekt met een langwerpig,
stomp , behaard, groenachtig-geel schubje ; bij e eindelijk de drie meeldraadjes van ter
zijde gezien, met de groene honigklier aan derzelver voet; alles, behalve fig. c, een
weinig vergroot. De boom groeit doorgaans 2 - 3 ellen hoog, doch wordt dikwijls veel
hooger.
G r o e i p l a a t s e n . Op vochtige gronden.
Zij is door E h r h a r t gevonden bij Hengelo, door v a n G e u n s aan den Rijn bij Dooreweerd,
langs het Haarlemmermeer en op vele andere plaatsen. Ik heb haar gevonden bij Xltrecht, btj
Vidnen en Vreeswijk aan de L e k , bij Wijk te Duurstede en elders aan onze gcoote Rivieren;
bij Groningen enz. Zij is eene onzer algemeenste soorten.
H u i s h o u d e l i j k G e b r u i k . Deze Wilg behoort tot die soorten, welke op onze Griend-
landen langs de groote Rivieren voorkomen en dienen tot hoepels , kribwerken, betuiningen en
mandenwerk. De bloemkatjes zijn zeer gezocht door de Bijen, en het Zaadpluis d ie n t, gelijk
dat der meeste wilgen , tot vulsel van kussens. Volgens G a t t e n h o f f is de Houtskool, hiervan,
komende , zeer geschikt tot teekenen en ook dienstig tot het maken van Buskruid.